- 215 geen kleinigheden te verwaarloozen en zich van alles op de hoogte te houden. Wie deze eigenschappen bezit, kan een goed generaal worden, zijne ondergeschikten zullen tot hem opzien en gewillig al zijne hevelen gehoorzamen, zoodat zijne ondernemingen met succes bekroond worden. Uit het 2e hoofdstuk, handelende over „Het begin van den veldtocht" nemen we het volgende over: Is het leger eenmaal goed opgesteld, zijn munitie, vivres en geld ruim voorhanden, dan kan de veldheer niets beter doen dan recht op den vijand aanstormen; slag leveren en overwinnen zullen in dat geval samengaan. Moet een stad veroverd worden, dan zullen alle krachten daartegen aangewend dienen te worden en het belegeringswerk dient zonder ophouden voortgezet te worden. Hoe langer een veldtocht duurt, hoe meer voorraden en geld worden verteerd; het leger wordt ontmoedigd en er ontstaat ontevredenheid in 't eigen land, want om de leege kas te vullen, zal de vorst belastingen met geweld invorderen terwijl de ellende in stad eh dorp wordt verhoogd. Een goed veldheer zal altijd trachten op kosten van den vijand te leven, in elk geval de voorraden opgebruiken, welke voor dien vijand van belang zouden kunnen zijn, al zou hij zich deze ook tegen betaling moeten verschaffen. Hij zal zorg dragen steeds een grooteren voorraad levensmiddelen te bezitten dan de vijand, dien hij nimmer met rust mag laten en op iedere wijze afbreuk zal doen; door belooningen zal hij zijne soldaten tot grootere daden aansporen; gevangenen zal hij goed voeden en behandelen, doch hen tevens tewerk stellen, opdat ledigheid hen niet tot slechte gedachten brenge. De taak van den veldheer is: het beschermen van de be zittingen van zijn vorst en het doen eerbiedigen van diens rechtenaan het maken van veroveringen mag hij eerst in de tweede plaats denken. Hoofddoel moet zijn om de steden en dorpen van zijn vorst en diens bondgenooten tegen verwoesting te vrijwaren; eerst na hiervoor gezorgd te hebben mag hij eraan denken om aanvallenderwijze op te treden. Ook zonder slag te leveren kan men den vijand veel afbreuk doen. Drie maanden moeten voldoende zijn om iedere vesting te nemen; duurt het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 237