- 248 -
25 als resultaat van 40.000 proeven met 2000 verschillende
schatters in het Duitsehe leger (Mil. Wochenblatt 1899.)
Wanneer we thans nagaan de eischen die overeenkomstig
het Schietvoorschrift 1908 aan onze gevechtsschatters worden
gesteld, dan lezen we, dat 75 dus 3/4 van hunne fouten niet
grooter mogen zijn dan 7Va voor afstanden van 500 tot
1000 meter en 10 pCt. voor de grootere afstanden. Laat ons
zien in hoeverre dit overeenstemt met de zooeven genoemde
resultaten van proefnemingen. Een eenvoudige berekening leert
dat, indien de waarschijnlijkheid voor het vallen van een fout
tusschen 0 en een bepaald bedrag 75 pCt. dus 0.75 bedraagt,
de waarschijnlijke of 50 pCt. fout 1'°j X dat bedrag zal zijn
(zie Jordan le deel blz. 440). De door ons gestelde voorwaar
den stemmen dus overeen met een toe te laten 50 pCt. fout
van r. p. 4,4 pCt. en 5,8 pCt., m. a. w. wij eischen een fout 4 en
3 maal kleiner dan de beste resultaten, die bij de boven aan
gegeven proeven met geoefende officieren en manschappen wer
den gevonden. Dat aan deze voorwaarden onmogelijk kan wor
den voldaan, zal hierna wel voldoende duidelijk zijn.
In een studie over het afstandschatten in Mittli. Art. und Gen.
Jrg. 1907 Heft 11. wordt aangetoond dat in het algemeen de
schattingsfout toeneemt met het kwadraat van den afstand
en dat alzoo de schatting ons in den steek zal laten juist op de
afstanden waar, door de grootere invalshoeken en mindere bestre-
kenheid van de baan, een meer nauwkeurige bepaling van den
afstand zou worden verlangd.
Waar wellicht een enkel maal goede resultaten bij afstand-
schatten worden verkregen, zal dit te wijten zijn aan den aard
van de oefening (b. v. op zeer kleine afstanden, zooals bij de
voorbeelden vermeld in het Register van het Schietvoorschrift).
In andere gevallen zal een kleine schattingsfout gerust als
„toeval" kunnen worden aangemerkt en verklaard worden uit
het feit, dat een groote te verwachten 50% fout het voorkomen
van enkele kleine fouten geenszins uitsluit.
De factoren, die invloed kunnen uitoefenen bij de beoordeeling,
zijn zoo talrijk, dat de weinige betrouwbaarheid van de resul
taten eigenlijk geen verwondering behoeft te verwekken. De
belichting, de meerdere of mindere doorzichtigheid van de lucht,