\7an fllles Wat Wenken noor de Studie, «Inleiding lot de Tafttiefe," De zeer verschillende rollen, waarin de Indische officier en vooral de „Infanterist" moet optreden in het belang van den algemeenen dienst, maken dat na een zeker aantal jaren aanvulling van de eigenlijke vak kennis en in het bijzonder die der tactiek wordt noodig geacht. Op den voorgrond stellende, dat we onze meening onmiddellijk willen inruilen voor een betere en dus bij voorbaat afzien van het geven van een zoogenaamde „Patentlösung", is het doel van deze regelen dan ook alleen enkele wenken te geven, die meermalen goede resultaten hebben opgeleverd en anderen allicht tot richtsnoer kunnen dienen. Laat ons veronderstellen, dat ge na eenige jaren hier in den Archipel rondgezworven te hebben, misschien oorlogservaring met levensgevaar opgedaan hebbende, het besluit vat, de studie der taktiek weer eens ernstig ter hand te nemen, dan is de eerste voorwaarde, dat ge weet, wat er in de bestaande exercitie-reglementen, gevechts- en velddienstvoor schriften van ons eigen Leger staat. Dat deze wenk niet overbodig is heeft menig krijgsschoolexamen be wezen, waar aspiranten soms geheele citaten uit vreemde voorschriften woordelijk konden opzeggen, doch niet of uiterst matig bekend waren met wat omtrent die zaken in het eigen Leger was bepaald. Is kennen in de eerste plaats een eisch, begrijpen kan daarvan niet worden gescheiden en de studie wordt belangrijk minder .taai", indien meer dan tot nu toe het „hoe" en „waarom" wordt overwogen. Om een voorbeeld te noemenhet bepalen van de sterkte der voor hoede laat ons om de gedachten te bepalen aannemen dat een gemengde colonne van 2 bat. Inf. met hulpwapens van uit een kustbivak het binnenland binnentrekt zonder dat bepaalde berichten van een vijand in opmarsch 1) zijn binnengekomen, dan zal de colonne-comdt. o. a. moeten beslissen hoe sterk hij de voorhoede maakt. Dit besluit is een gevolg van het inzicht van het oogenblik, en mag nimmer gegrond zijn op zooveel v/d Leidraad. Als ge dus besluit om 1 comp. te bestemmen voor de voorhoede dan kunt ge dit heel goed gronden op de overweging dat ge in een onzekere omgeving slechts spaarzaam wilt zijn in uwe detacheeringen. Met de cavalerie moet ge in zoo'n geval weer anders handelen en juist zoo ongeveer alles vooruit zenden. Het waarom is het punt dersrudie; volgt uit de taak der voorhoede en de rol die de cavalerie moet ver vullen bij den opmarsch. Dan komt de afstand. Ver vooruit of bij de hand? Hoe is 't terrein? Wat kan ik verwachten? Eenmaal op marsch kunnen zich nu omtrent die voorhoede tal van vragen voordoen, waarvan ge u afzonderlijk en één voor één rekenschap dient te geven en zulks naar aanleiding van de binnenkomende berichten en uwe opdracht of het doel van den marsch. 1) Die verondersteld wordt gelijk geoefend en bewapend te zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 282