„Onrijpe opstellen".
295
Door deze uitvinding hebben zij die in de tropen verblijf houden,
hetzelfde gemak in het kiezen van patronen voor hunne kleeding, als
zij die in de gematigde streken wonen, want al de verschillende soorten
kleedingstoflen kunnen gemakkelijk in „Solaro" veranderd worden. Men
is dus niet verplicht om bij de witte kleeding te blijven en in dit op
zicht zou „Solaro" een geheelen ommekeer in de tropische kleederdracht
kunnen te weeg breDgen.
Bovendien heeft deze stof de eigenschap, waterdicht te zijn, „water
proof" dus, en dit is niet verkregen door behandeling met caoutchouc,
maar door een geheim proces, gebruikt bij het vervaardigen der draden,
waardoor geen nadeel wordt gedaan aan de ventilatie van de kleeding.
Het komt in prijs ongeveer overeen met de beste soorten van ka-
zimier.
De hygiënische eigenschappen zijn ten volle erkend door „The British
Institute of Hygiene" en de British Colonial Office" heeft het ten sterkste
aanbevolen aan de Engelsche officieren, welke naar de koloniën gaan.
In een artikel „Yan de Redaktie" in het I. M. T. No. 1 van 1909
komt de zinsnede voor: „Over dien inhoud (van het I. M. T.) bereikten
ons enkele opmerkingen, die wij in het algemeen even willen aanstippen.
Eenigen vonden dat te onrijpe opstellen van nog jeugdige officieren wer
den opgenomen."
De redactie acht die opmerking onbillijk, vindt dat het tijdschrift een
kameraadschappelijk karakter moet houden en dat de ouderen de meeningeu
van de jongeren welke te groen zijn, best mogen weerleggen, waardoor
beide partijen wat zullen leeren, n. 1. de jongeren hoe menschen met meer
ervaring zoo'n vraagstuk bezien, de ouderen hoe noodig het is, de vor
ming van den jongere niet te laten eindigen met het verlaten der school-
bankeu.
Ik kan het mij zoo voorstellen, hoe die onrijpe opstellen worden opge
nomen bij de ouderen: „Hum"; een schouder ophalen „zoo'n sn.
neus, die pas komt kijken,en met een minachtend grijnsje wordt
dan de onderkin over den gouden kraag gestreken. Ik begrijp die
minachting ook wel, 't is geen hatelijkheid, er komt geen haartje kwaad
bloed door, 't is een goedig neerzien, zooals een dikke, zich van superio
riteit bewuste, Ulmerdog van boven op de hooge trap het kleine keffertje
aankijkt, dat nog niet op de eerste trede komen kan. 't Is alleen maar
jammer dat de jongere daar niets mee opschiet!
De infanterist ondervindt dit niet zoo zeer, hij gaat te velde, is gauw
zelfstandig en krijgt hij een kroontje of nog meer, dan heeft hij al spoedig
lak aan de theorie.
De cavalerist heeft alleen gevoel voor zijn „peerd", als dat maar vier
kant loopt en de achterhand hem geen muizenissen bezorgt, dan kan hem
de quadratuur van den cirkel en alles wat er al dan niet aan annex is,
gestolen worden.
Het treurigst is er de artillerist aan toe. Met alle vorderingen die de
techniek dageli-jks maakt en de honderde artillerie-tactiek vragen welke
in de tijdschriften besproken en bestreden worden, met al die moderne