316 op het oogenblik dat de kolf in den schouder komt. Feitelijk meet men ook 's mans bekwaamheid in het narichten, het doordrukken, zijn gezichtssterkte en „last not least" 's mans zenuwachtigheid. Vooral bij het schieten schot voor schot is de factor zenuwachtigheid groot en komt zoodoende een der factoren waaraan een „gefechtsmassige" oefening moet voldoen, meer tot zijn recht. Met de schoolschietoefeningen kan ik mij niet vereenigen. In verband met het voorgaande wilde ik in de 1ste plaats de 3e alinea van 32 veranderd hebben als volgt: „De oefeningen geschieden schot voor schot, waarna voor ieder schot de aanwijzing der uitkomst plaats heeft." Daarmede is ook het bezwaar opgeheven, dat men bij een serie van 5 schoten achter elkander het mikpunt niet kan wijzigen naai de uitkomst van een voorafgaand schot en kan gereedelijk de lste alinea van 34 vervallen. Men kan de snelvuuroefeningen dan op valschijveu doen plaats hebben, daar deze oefeningen toch tehuis behooren bij de oefening voor goede en middelmatige schutters. Hierbij wordt tusschentijdsche aanwijzing overbodig. Is het verder wel noodig dat het schietboekje bij de korps bescheiden wordt overgelegd, waar de man bij ieder bataljon toch weer een ander geweer krijgt? Dat het bij de opleiding van den man als schutter noodig is, is duidelijk, maar als de man nu eenmaal afgeëxerceerd is en alle oefeningen van het schoolschieten doorloopen zijn, is het niet meer noodig dit boekje nog verder over te geven. Verondersteld mag dan worden dat de man dan het richten aangeleerd heeft, want als hij het na 22 oefeningen niet kent, zal hij het wel nooit meer leeren. Willen bovendien de schietboekjes nut opleveren dan moet men na iedere oefening naar de schijf toe wandelen, want van een nauwkeurig aanwijzen op de aanwijsborden (waarop alleen 5 knieschijven voorkomen) is toch geen sprake. Zoo worden de oefeningen echter zeer langdradig. Het schietvoorschrift heeft de behoefte gevoeld om den man toch eenigszins aH schutter te kunnen beoordeelen, doch veroordeelt daarmede tevens de stelselloosheid der oefeningen van 35 en 36. Het heeft mij ten zeerste bevreemd dat geen overgangsvoorwaarden bestaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 342