323 wordt verwaarloosd. Dit is een verkeerde conclusie, want een ieder die zich geheel in de methode heeft ingewerkt, zal moeten toegeven, dat dit geenszins het geval is. Misschien is dit in de practijk n u nog zoo, daar de methode nog jong is, het kader nog niet geheel voor zijn taak berekend is, en men daarvan niet kan eischen, dat het zich in een minimum tijd ingewerkt zou hebben in de sfeer van ons nieuwe voorschrift. Dat zal echter over eenigen tijd geheel veranderen. Uit ons S. Y. 16—25) blijkt echter dat juist het richten zeer methodisch voorbereid wordt, veel methodischer dan vroeger, en dat van verwaarloozing dier richting geen sprake is. Vermoedelijk zal van dit fictieve na deel dan ook op den duur geen sprake zijn; vooral wanneer eens het vuren schot voor schot burgerrecht verkregen zal hebben. Ad 2. Omtrent zijn bezwaren betreffende het snelvuren ben ik het met den schrijver eens. Ik zelve ben echter een voorstander der methode, blijf echter geenszins blind voor de fouten, die haar op het oogenblik nog aankleven, waarvan snelvuur mijns inziens de hoofdfout is, welke fout echter gemakkelijk te elimineeren is. De schrijver echter werpt bij wijze van spreken „het kind met het vuile wasch water weg" en plaatst zich op het verkeerde standpunt, dat snelvuur en verwaarloozing der richting, in- haerent aan de methode zijn, en dat hierdoor op den duur aan de levensvatbaarheid der methode den nekslag toegebracht zal worden. Uit mijn opstel blijkt echter voldoende dat dit geenszins het geval behoeft te zijn. Ad 3. De schrijver beweert dat de graad van nauwkeu righeid van iederen aanslag te hoog moet zijn om nog succes te verzekeren. Steeds blijft de aanslag op het gevechts- veld hoofdzaak en het richten aldaar bijzaak. Het is dus wenschelijk in vredestijd een zoo hoog mogelijken graad van juistheid te bereiken. Den hoogsten graad van nauwkeurigheid bereikt slechts een hoogst enkele schutter (of volgens kapitein Fabius „God Mars", maar al bereikten wij met ons streven dat de nauwkeurigheid van den aanslag slechts 30 vooruitgaat in vergelijking met die van den ouden aanslag (en deze eisch is werkelijk niet te hoog gesteld),

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 349