329
ontdekken, welke mijnheer uw bediende niet belangrijk genoeg
heeft geacht, u te melden.
2. Berisp hem, indien ge zooiets voor den eersten keer ontdekt,
straf hem de volgende maal. Blijkt hij onverbeterlijk te zijn,
zend hem dan weg.
Inlanders zijn over het algemeen goed voor paarden; maar
zij zijn vaak dom en nog vaker lui. Te lui soms, om iets te
willen leerenzulk soort lieden zijn nergens te gebruiken.
Wees in zoo'n geval onverbiddelijk en heb geen kassian! kas-
siansystemen zijn altijd verkeerd
Ik heb steeds met vrucht toegepast: het huren op een minder
loon, dan ge uwen bediende toedenkt. Huur hem b.v. op
f 11.en beloof hem f 12.zoo uw paard aan het einde der
maand in goede conditie verkeert, en ge geene klachten hebt.
Ge zult het resultaat zien
3. Leer uwe bedienden reinheid op stallen, voederbakken,
ruiven en emmers.
Ge kunt daarin niet tè streng zijn; ge neemt daarmede een
bron weg voor besmetting en infectie. Zoo ge meerdere paar
den bezit, geef elk paard een eigen emmer en scheid hunne
standplaatsen af door schotten (liefst van hout of ijzer). Vooral
indien uw rijpaard staat naast een wagenpaarddit laatste is
nimmer voor besmetting gevrijwaard (kwade droes).
En prent uwen jongen in verband met het bovenstaande
in, dat hij elk wondje, hoe gering ook, steeds oogenblikkelijk
met een desinfectans behandelt.
4. Overtuig u zei ven, op de meest ongeregelde tijdstippen,
dat de dieren al hun voeder krijgen.
De meeste paardenjongens, vooral als ze niet op uw erf
wonen veroorloven zich de weelde, kippen te houden.
5. Zie, steeds vóór ge opstijgt, het opzadelen en opstangen
na, en'verzeker u van den goeden toestand van stijgriemen en
singel.
Na eenige, kleine oefening, kunt ge niet anders meer; 't kost
u, nu spreek ik letterlijk, slechts één oogenbliken kan eene
drukking, 't stug worden van uw paard, of een ongeluk voor
uzelven voorkomen.