336 „artillerie en de commandanten van decompagnie „vestingartillerie, heb ik de eer". De aanhef van het rapport van den chef van het wapen dei- artillerie moet dan luiden: „Na ingewonnen advies bij den commandant der veld- en „bergbatterijen (as), den commandant der vestingartillerie (b) „den enz. heb ik de eer." (De in dezen aanhef genoemde getallen a, b, geven aan op hoeveel adviezen de verschillende autoriteiten hun rapport heb ben gebaseerd). Het eindrapport van den Legercommandant kan dan beginnen als volgt: „Na ingewonnen advies bij den chef van het wapen der in fanterie (A), den chef van het wapen der artillerie (B), den chef „van het wapen der genie (C) den. enz. heb ik de eer enz." (De getallen A, B enz. hebben dezelfde beteekenis als de ge tallen a, b hier voren genoemd, in dit geval in dus B de som van de getallen a, b enz.). Door een dergelijke inrichting der rapporten weet iedere hoogere autoriteit in hoeverre hij met eigen werk van de hem onder geschikte autoriteiten te maken heeft en dit zal als van zelf leiden tot beperking van de clausule: „met gelijkluidende opdracht gezonden aan ondervolgende auto riteiten", welke thans maar al te gemakkelijk uit de pen vloeit. M. Naschrift van de Redactie. Het is mogelijk, dat dergelijke toestanden bestaan en we twijfelen ook niet of schrijver spreekt uit ervaring. Doch het behoeft niet. Krijgt een militaire autoriteit een aanzoek om haar oordeel over iets ten beste te geven, dan staat het haar geheel vrij, al of niet de meeningen in te winnen van lagere machthebbenden en zoo ja, van welke. Wordt de meening van hen ingeroepen, dan is het regel, dat dit vermeld wordt in het overzicht, terwijl ten slotte de betrokken autoriteit zijne eigen meening geeft Stemt die overeen met die van een geraadpleegde,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 362