Geen compagnies-administratie meer! Waar collega Lieth ia No. 12 van het I.M. T. 1908 wederom het denkbeeld ter sprake brengt om de administratie der com pagnieën aan hare commandanten te onttrekken, ten einde hen in staat te stellen zich meer met de oefeningen van den troep te kunnen bemoeien, wil ik gaarne aan zijn verzoek voldoen om dit onderwerp nader te bespreken of liever gezegd uit te werken. Men werpe mij echter niet voor de voeten: „er komt toch niets van," of „het is niet te doen," dan wel de heeren kwar tiermeesters en korpscommandanten verwijten mij niet, dat hun meer werk wordt bezorgd; want ten slotte zal men moeten toegeven, dat ook hierbij verdeeling van arbeid naast vereen voudiging in de administratie tot een gewenscht doel zullen en moeten leiden. Zeer zeker mag het vreemd toeschijnen dat waar de toenmalige kapitein intendant de Sauvage in 1891 in de vereeniging tot beoefening van de Krijgswetenschap o. m. over dit onderwerp een interessante voordracht hield en de tegenwoordige landvoogd zich in het debat een ernstig voorstander toonde van de ont heffing der compagniescommandanten van het administratief beheer, dit tot heden nog tot de vrome wenschen behoort, te meer omdat zoover bekend, toen diezelfde spreker later als hoofdintendant der militaire administratie daartoe veel had kunnen bijdragen, daarvan niets is vernomen. Volledigheidshalve citeer ik uit de toen gehouden voordracht het volgende Ten slotte nog iets over de eompagniesadministratie. In liet Indische Leger bestaat een zeer eigenaardige verhouding tusschen den compagniescommandant en den kwartiermeester van het betrokken korps of garnizoen. De eerste, gewoonlijk een kapitein, is namelijk als administrateur van zijne troepen in eene eenigszins ondergeschikte verhouding geplaatst tot den kwartiermeester, in den regel een luitenant, doch soms

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 367