350 God, wat had ik me dat toch anders voorgesteld. Eerst, dat jolig troepje, dat ons kwam afhalen, toen die aankomst aan wal, die eerste Atjehers, wel „vrienden", maar waarom dan die lange bloote klewangs, griezelige dingen. Je kijkt toch niet voor je pleizier op die lange slachtersmessen. Dan dat enge station met het groote hek en toen die rit met het miniatuurtreintje. Wagens heel gewoon, leelijk Indisch. Geen pantsering. Gek toch, als je zoo die berichten las, dan kreeg je den indruk dat alles gepantserd was. „Zeg zwarte", gebruik jelui die pantserwagens nog?" „Ben je bed d,'t is tegenwoordig pacificatie en nu doen we het zonder". „Is er dan niets meer te doen?" „Ssst er zijn nog alleen enkele „djahats" maar verder is 't rustige rust". Dat leek er dan ook wel op. Kota Radja keurig netjes, het hartelijke wederzien van oude kennissen, iets los en luchtigs over de lui, k moet zeggen, 't viel erg mee., en ook weer tegen, want't leek toch niets op oorlog of expeditie. Tenminste de voorstelling was anders En toen ik eenige dagen dienst had gedaan, nog „kleinstad- tischer" dan in het garnizoen, maar overigens in geen enkel opzicht herinnerend aan de omgeving, toen dommelde ook 't laatste gevoel aan ernst van den toestand in en toch was er nog zooveel onbeantwoord...? Vragen? Een natuurlijke vrees om voor erg groen aan gezien te worden, weerhield me. Liever maar „op zien aan komen" spelen. Ze zijn er allemaal gekomen 't zal wel losloopen. Toch eigenlijk te gek. Loop me daar nu al een jaar of zes mee, en weet eigenlijk niets af van de werkelijkheid. Had als jong luitenant eens aan m'n kapitein gevraagd, hoe je nu eigenlijk met een groep of een sectie een kampong moet doorzoeken. De stomme velddienst zweeg daarover in zeven talen. Kreeg toen het minachtend verwijt te hooren dat ik door die vraag toonde al verduiveld weinig op de hoogte te zijn Jawel, de man was nooit te velde geweest, hoorde ik later, maar toen daar zat ik. Moet die kennis je dan zoo maar aanwaaien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 376