352 maar geen menschelijk wezen was te ontdekken. En toch waren hier overal „vrienden". Ineens achter een stukje sawah onze vlag. Yroolijk, hoog in de lucht boven eenige hutten, zoo iets als die plaggen hutten in Drenthe. Was dat nu de post Gedekt achter een aarden wal, waarvan ik het doel later begreep, kwamen we binnen, vol ongeduld verwacht door de bezetting. „Hoe kwamen jelui zoo laat!" Toen de oude bezetting weg was, begonnen we ons in te richten, er was niets geweest en 't leek dan ook heelemaal niet alsof er iets kon gebeuren. De omgeving werd opgenomen, behalve aan de buitenzijde. Veiligheidshalve werd daar niet gewandeld. Maar overigens terrein genoeg, een heerlijk zitje op de borstwering, je reinste kampleven. Een kamponghoofd kwam zoo nu en dan met de meeste belangstelling naar onze gezondheid vragen! Toch wel hartelijke lui. Op 'n middag hadden we juist gezellig thee gedronken en zouden gaan baden. Onze badkamer lag natuurlijk aan de binnenzijde, op eenige passen van het hek. Ik was aan de beurt en balanceerde juist op eenige losse planken in 't hokje, 't water uit de vaten scheppende, toenwat was dat nu! Chineesch vuurwerk? Rfft. rfft. urn god, dat is wat anders, echte schoten en een paar al door 't dakwerk. Wat een toestand En zoo uitgepikt. Verdomme, zoo zitten ze om je. Even geluisterd en geloerd niets te zien Flap, de slaapbroek aan, handdoek om en er uit, 't hek door waar al een schildwacht stond. Dus toch ernst. Wip 't ka mertje in, alles leeg een schoen aan, een jas idem, revolver om, hoed op en klewang in de hand vooruit. Ik dacht niet verder, 't ging alles automatisch één drangin beweging en wat doen. Om den hoek de Kapitein, kalm, petje op en zijn karwats in de hand. „Zeg wat ga jij beginnen"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 378