372 no°- een; de stafofficieren konden zicli niet inhouden, slechts Kuroki bleef kalm en rustig. Nog weder verliepen 10 minuten. Er heerschte een vreeselijke opwinding. De ondergaande zon wierp haar roode stralen dwars over den Terayama-heuvul die als een vulkaan rookte, maar ge heel ledig scheen en waarop geen beweging was te onderkennen. Wij konden den tempel en de geheele vlakte daaronder nog duidelijker zien als minden op den dag. Helaas! wij komen niet vooruit" zeide Kuroki, „wij blijven vandaag over de geheeie liniesteken." In zijn stem was geen toon van treurigheid, geen schaduw van ergernis; op zijn hoogst kon men zeggen, dat zijne woorden eenigszins ontmoedigd klonken. Nauwelijks had hij deze woorden geuit, of een luide uitroep van een adjudant 'deed mij mijn kijker wederom richten op de ledige vlakte noordelijk van Kokashi; maar het was nu geen ledige vlakte meer, zij was over de geheele breedte bedekt door een tallooze menigte strijders, welke met inspanning van alle krachten tegen de Eussische liniën stormden. Projectielen vielen in dichte menigte onder de tirailleurs, die hier aan den dood overgeleverd over het open terrein liepen en onder hunnen aanslag vloog het gele stof der leege, droge velden tot ter kniehoogte in wolken op. Door welke toovermacht echter bijna al deze projectielen steeds in de open tusschenruimten insloegen en bijna niet tusschen de aanvallers zelf, is onverklaarbaar, maar zoo is het steeds met de projec tielen der slechte schutters. Op het eerste gezicht scheen het alsof bij dezen aanval eener brigade over 500 a 600 M. open terrein orde noch iudeeling bestonden. Maar plotseling ontdekte ik, dat de bewegingen toch niet op goed geluk af verliepende massa, oogenschijnlijk zoo onge ordend en verstrooid, had zijn samenhang in groepen en in secties, welke onafhankelijk van elkaar, maar elk voor zich in ééne linie ouder eigen aanvoerders vereerigd bleven. De tusschenruimten dezer groepen waren niet regelmatig, de tusschenruimten tusschen de tirailleurs 2—10 pas. De afstand tusschen de groepen was moeielijk te schatten, maar bedroeg toch niet minder dan 10 en niet meer dan 40 M. In zeker opzicht geleek dit plotselinge voorwaartsstormen op een stel selloos voorthollen, maar met het groote onderscheid, dat de formatie niet zoo gesloten was, maar zeer bewegelijk en los, zoodat een mitrailleur geen bijzonder voordeelig doel zou hebben gehad. De snelheid der beweging was fabelachtig; de trcep geleek bij haar oprukken over het open terrein eerder op aanstormende cavalerie dan op gewone infanterie. Men beweerde dat de groepen, die zich het meest vooraan bevonden eens halt hadden gehouden om te vuren. Ik heb niets daarvan gemerkt. Naar mijne nauwkeurige waarneming rende de stormende infanterie zonder eenig zichtbaar oponthond de 600 M. aan een stuk af, en als de eerste groepen den hollen weg bereikten, drongen zij zonder dralen daarin door, juist op de hoofden der geheei gedekt opgestelde Russeu. In het volgende oogenblik waren Kussen en aanvallers één verwarde massa welke woedend met vuur, bajonet en kolf tegen elkaar raasde en zich tegen de helling van den berg opwaarts bewoog." De heuvel was genomen, 10 minuten later ook de tempel; twee Rus sische bataljons, welke tot een tegenaanval van het noorden uit aanruk ten, weken terug voor het opnieuw heviger artillerievuur. Slechts op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 398