Uit het Kameruerslag. De regeling uan de positie Dan den Indischen officier bij de met. Vergadering van Woensdag 24 Februari 1909. Aan de orde is de behandeling van het wetsontwerp tot wijziging van artikel 42 van het bij de wet van 2 September 1854 (Staats blad No 129) vastgestelde Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsck-Indië met de Motie van orde van de heeren Duymaer van Twist en van de Velde, luidende: „de Kamer, van oordeel, dat nadere wettelijke regeling van de rechtspositie van den Indischen officier wenschelijk is, gaat over tot de orde van den dag." De Voorzitter: Ik deel aan de Vergadering mede, dat in de motie van orde van de heeren Duymaer van Twist en van de Velde door 'Ie voorstellers een wijziging is gebracht, zoodat deze thans luidt: „De Kamer, van oordeel, dat regeling van de positie van den Indischen officier bij de wet wenschelijk is, gaat over tot de orde van den dag." Ik neem aan, dat de heeren die de motie in haar oorspronkelijken vorm ondersteund hebben, ook de gewijzigde motie ondersteunen. Overeenkomstig het voornemen, dat ik gisteren heb te kennen gegeven, open ik thans de beraadslaging over de gewijzigde motie van orde van de heeren Duymaer van Twist en van de Velde en te gelijker tjjd de algemeene beschouwingen over het wetsontwerp tot wijziging van art. 42 van het Regeeringsreglement voor Ne- derlandsch-Indië voor zoover zij op die motie betrekking hebben. De heer Duymaer van Twist, ontvangt het woord tot toelichting van de door hem en den heer van de Velde voorgestelde motie van orde en zegt: Mijnheer de Voorzitter! De motie, die thans d ior den heer van de Velde en mij is voorgesteld, luidt: „De Kamer, van oordeel, dat regeling van de positie van den Indischen officier bij de wet wenschelijk is, gaat over tot de orde van den dag."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 412