391 het derde lid over de regeling van het muntstelsel bij de wet, en het vierde lid bepaalt, dat, wanneer er nog andere onderwerpen zijn, waarbij behoeite bestaat aan regeling bij de wet, ook deze in aan merking komen. Men moet dus niet gaan vergelijken verschillende onderwerpen met elkaar, maar ieder onderwerp moet op zich zelf beschouwd worden. Diezelfde meening was ook toegedaan de Minister van Koloniën die het ontwerp-Regeeringsreglement bij de Kamer heeft ingediend. "Wij lezen in de Memorie van Antwoord op dat ontwerp „De Regeering blijft de overtuiging missen, dat aaii een regeling der militaire bevorderingen en pensioenen in Nederlandsch-Indië door de wet thans reeds behoefte bestaat. Mogt die behoefte later worden erkend, de Regeering zal noch in dit, noch in eenig ander geval zich onttrekken aan de toepassing van het grondwettig voorschrift." De eenige vraag die dus gesteld kan worden is dezeof er behoefte blijkt te bestaan aan een regeling bij de wet van de positie dei- Indische officieren. Die viaag valt in de tweede plaats te beantwoorden. Op weike gronden steunt nu de behoefte aan een regeling bij de wet? Daarvoor zijn tal van ethische en practische gronden aan te voeren. 1. Onder de ethische motieven valt allereerst te noemen dat waarbij de Indische officier zich bij zijn kameraden hier te lande voelt achtergesteld. De Staatscommissie voor de grondwetsherziening van 1818 lichtte haar voorstel om niet alleen het ontslag maar ook de aanstelling, de bevordering en het op pensioen stellen der officieren hier te lande bij de wet te regelen, als volgt toe: En het antwoord van de Regeering op dezen passus luidde: „Wij hebben ernstig overwogen, Sire, of niet gelijke waarborgen als bij de wetgeving van andere landen aan de Nederlandsche krijgsmagt behooren te worden geschonken. Dat zij die hun leven aan de gewapende verdediging van hun vaderland toewijden, op bescherming tegen willekeur de hoogste aanspraak hebben, kan niet twijfelachtig zijn. De pligtvervulling, gelijk de offers die van hen worden gevorderd, zijn zoo uitsluitend, dat het hun, miskend of ter zijde gesteld, doorgaans niet, als aan andere ambtenaren, mogelijk is zich zeiven te helpen of in nieuwe werkzame betrekkingen met de burgermaatschappij vergoeding te vinden". „Wij verzoeken op dit gedeelte van ons voorstel de bijzondere aandacht van Uwe Majesteit. Haar krijgskundig oordeel zal beslissen, of aan onze dappere verdedigers de voldoening kunne geworden, die hen aan wet, Koning en vaderland inniger dan ooit moet verbinden". „De Regeering heeft na ernstige overweging begrepen, dat aan de Neder landsche krijgsmagt gelijke waarborgen als bij de wetgeving van andere landen behooren te worden verleend. „Het bevorderen, ontslaan of op pensioen stellen der militaire officieren zijn onderwerpen, waarvan de regeling bij de wet waarborgen aan de krijgs magt zal verzekeren, zonder het oppergezag te verkorten in datgene, wat het benoodigd heeft om aan zijne bestemming te beantwoorden, waartoe eene volkomen vrijheid bij eerste aanstelling of benoeming het eerste hoofdver- eisclite uitmaakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 417