395 Dit is juist, maar toch er is op dit punt een hemelsbreed verschil tusschen een regeling bij de wet en een regeling bij Koninklijk besluit. Bij een wijziging bij de wet wordt het ontwerp waarover de regeling loopt, eerst schriftelijk door de Regeering toegelicht; dan volgt een Yoorloopig Verslag, daarna een Memorie van Antwoord en eindelijk komt de openbare beraadslaging. Dit wat de Tweede Kamer betreft, waarna een zelfde loop van zaken nog in de Eerste Kamer plaats heeft. Elk artikel heeft dus zijn geschiedenis, maar bij een regeling bij Koninklijk besluit is dit geheel anders. Bij het besluit van '59 moet men op den klank afgaan; bij moeilijkheden in den uitleg heeft ieder een eigen meening. En daarin komt het juist uit hoe weinig vast de positie van den Indischen officier staat. Maar ook in ander opzicht wordt die stabiliteit in positie gemist. Er wordt met de belangen van den Indischen officier naar goedvinden omgesprongen. Uit het groot aantal voorbeelden die ter beschikking zijn, ook hier maar een paar ter illustratie. In de eerste plaats de zaak die in 1877 en in de daaropvolgende jaren zooveel gerucht heeft gemaakt, nl. het verzoekschrift-Kley. De zaak kwam hierop neer: Bij Koninklijk besluit van 21 Maart 1877 no. 10 werd aan eenige luitenants-kwartiermeesters, gewezen officieren van administratie der marine, die eenige jaren te voren tot tweede-luitenant-kwartiermeester bij het Indische leger waren aangesteld, een hoogere plaats in de ranglijst aangewezen en wel de plaats die zij zouden hebben inge nomen, wanneer ze bij aanvankelijke benoeming niet bij de zeemacht, maar terstond bij het Indische leger zouden zijn aangesteld. Het is duidelijk, dat daardoor de bevorderingskansen van de vroeger boven hen geplaatste officieren ernstig werden benadeeld, en het was te dier zake dat de eerste-luitenant-kwartiermeester Kley zich eerst bij request tot den Koning en daarna tot de Tweede Kamer heeft gewend. Met groote belangstelling werd het verloop van de behandeling der zaak bij deze Kamer nagegaan. De Commissie met het onderzoek belast stelde voor, als punt 3 harer conclusie: adat het Koninklijk besluit van 21 Maart 1877 no. 10, her stellende de anciënniteit in vorigen dienst van 5 luitenants kwar tiermeesters, gewezen officieren van administratie der marine, onwettig moet worden geacht als in strijd met eenen algemeenen maatregel van inwendig bestuur; b. Dat genoemd Koninklijk besluit derhalve dient te worden ingetrokken, of zoodanig gewijzigd dat daaruit geen verdere nadeelen voor den adressant en degenen die met hem worden voorbijgegaan kunnen ontstaan." Aangezien tegen punt b bezwaren rezen van practischen en par-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 421