397 vdat volgens het derde lid van art. 5 van het Koninklijk besluit van 24 November 1859 no. 69 Indisch Staatsblad 1860 no. 26) de officieren met den rang van luitenant van het Nederlandsch-Indische leger niet in aanmerking kunnen komen voor eene buitenge*/one be vordering als in het tweede lid van dat artikel bedoelddan nadat zij in dien rang tweede- en eerste-luitenant) ten minste vijf jaren in Nederlandsch-Indië hebben gediend; dat ook in het belang van den dienst in Nederlandsch-Indië ter men bestaan om van deze bepaling af te wijken ten behoeve vaneen buitengewone bevordering tot kapitein van Hans Christoffeldie in Nederlandsch-Indië als luitenant nog niet langer heeft gediend dan één jaar en ruim tien maanden. Op grond van deze overweging werd de Gouverneur-Generaal gemachtigd En hiermede, Mijnheer de Voorzitter, werd opnieuw een pilaar waarop de rechtspositie van den Indischen officier rust, weggenomen. Hoe licht gaat 't toch niet, om de regeling van '59 te wijzigen. Nu ging 't ten voordeele van iemand, zoo aanstonds gaat 't ten nadeele van een ander. Daarom vraagt men met zooveel nadruk om een regeling dei- positie bij de wet. Ook bij het bestaan van een wet had Christoffel kunnen bevorderd worden. Immers dan had voor die bevordering een afzonderlijk wetsontwerp kunnen ingediend worden. En hoe had de Staten- Generaal zich dau niet beijverd, om aan den wensch van de Regee ring te voldoen. Voor den kapitein Christoffel ware dit grooter eere geweest dan door een geforceerde wijziging van de regeling van 1859. Mijnheer de Voorzitter! Wanneer ik nu ten slotte de vraag moet beantwoorden of er behoefte bestaat aan een regeling bij de wet van de positie der Indische officieren, dan kan dit antwoord na hetgeen ik betoogde niet anders dan bevestigend luiden. En daarmede is de zaak, waar de Grondwet alleen naar de be hoefte vraagt, voldoende beantwoord. Er bestaat geen reden het Indisch officierskorps langer bij de officieren hier te lande ten achter te stellen. Wij hebben dat korps te vertrouwen, volkomen te vertrouwen. En is ons dit ten volle ernst, nu, laten wij het dan vertrouwend te gemoet treden. Laten wij hun het recht doen, waarom zij langer dan een halve eeuw ge vraagd hebben aan de Regeering en de Volksvertegenwoordiging. »om voor zooveel noodig af te wijken van artikel 5, derde lid, van liet Koninklijk besluit van 24 November 1859 No. 69 Indisch Staatsblad 1860 No. 26) ten behoeve van een buitengewone bevordering tot kapitein van den eerste-luitenant der infanterie Christoffel, van het leger daar te lande, als belooning voor zijn uitstekende militaire daden en zijn uit daden gebleken buitengewone militaire talenten."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 423