398
Mijnheer de Voorzitter! Uit de geschiedenis kennen wij het jaar
1868, het jaar toen het in het Indische officierskorps gistte. In
samenkomsten, in de bekende meetings, kwam men bij elkaar, om,
hoe afkeurenswaardig deze vergaderingen uit militair oogpunt ook
mogen zijn, van ontevredenheid te getuigen.
Wij staan op dit oogenblik aan een nieuwe mijlpaal. Evenals in
1854 dat thans, 55 jaar later, beslist moet worden of er een nieuw
Koninklijk besluit bij aigemeene maatregel van bestuur, regelende de
rechtspositie der Indische officieren, zal uitgevaardigd worden, dan
wel of het Indische officierskorps de gelijkgerechtigde met het korps
hier te lande worden zal en een regeling bij de wet zal ontvangen.
Laat ik, op dit belangrijke punt des tijds wijzende, de aandacht
der Kamer mogen vragen voor het korte voorwoord dat een officier
van het Indische leger in het Indisch Militair Tijdschrift vau 1907
aan een artikel. L)e rechtspositie van den Kederlandsch-Indischen
officier" liet voorafgaan.
Die officier schreef
Mijnheer de Voorzitter! Het Indisch officierskorps doet een be
roep op de Regeering, het Indisch leger doet een beroep op onze
Volksvertegenwoordiging.
Ik hoop en vertrouw, dat dit roepen niet tevergeefsch zal zijn
geweest.
De heer Bogaardt: Mijnheer de Voorzitter! Bij de beschouwin
gen in het algemeen over het wetsontwerp tot wijziging van art. 42
van het Regeeringsreglement is de alles beheerschende vraag, of de
positie der Indische officieren voortaan bij de wet zal worden geregeld,
dan wel of die regeling gelijk tot dusver bij Koninklijk besluit zal
plaats vinden.
Deze principieele vraag doet zich ook voor bij de beoordeeling
der motie welke thans aan de orde is.
Het vraagstuk van de regeling der rechtspositie van de Indische
officieren zou mijns inziens geschikt tot motto kunnen dragenfrappez
fortfrappez juste mais surtout frappez toujours.
Er is dan ook geen vraagstuk dat zoo de gemoederen en de pennen
in beweging heeft gebracht, nu meer dan een halve eeuw lang, dan
het bedoelde.
Ik herinner onder meer aan de geruchtmakende meetings van
officieren in 1868, ten einde te protesteeren tegen willekeurige
«Reeds menig schrijver heeft over dit zoo belangrijke onderwerp zijn ge
dachten weergegeven, daarbij ten volle overtuigd, dat aan het recht der
Nederlandsch-Indische officieren op niet te rechtvaardigen wijze wordt te
kort gedaandocli helaas, wat heeft het tot nu toe mogen baten
«Nogmaals waagt bet Indische leger, uit welks naam ik vermeen te mogen
spreken, een poging om het reeds jarenlang geleden onrecht te doen herstel
len, en dit wel door een beroep te doen op de Volksvertegenwoordiging,
aan wie het zijn volle vertrouwen schenkt. Moge dit vertrouwen niet wor
den geschokt."