399 maatregelen te hunnen aanzien genomen en aan de talrijke requesten welke naar aanleiding daarvan werden ingediend, zoowel aan den Koning als aan de Volksvertegenwoordiging. Ook in de pers is het vraagstuk meermalen besprokenmen slaat schier geen jaargang van het Indisch Militair Tijdschrift op, of men vindt er verscheidene artikelen aan dit onderwerp gewijd. Ik heb in mijn reces vele dier stukken nog eens nagelezen. Er bestaat daaromtrent een zeer uitgebreide literatuur. Onder de best geschreven stukken zijn te noemen een artikel in Onze Eeuw van 1905, afl. 11, van kapitein J. Gooszenhet tijd schrift van de Vereeniging „Moederland en Koloniën", 1906 1907, inhoudende de voordracht van den eerste-luitenant der infanterie, leeraar aan de Koninklijke Militaire Academie, J. J. O. van Dijk. En dan nog het Koloniaal Weekbladorgaan der Vereeniging „Oost en West" van 11 December 1903, waarin een artikel voor komt van den oud-kapitein L. C. van Vleuten. Ook wordt bet onderwerp nog speciaal behandeld in De Nieuwe Courant van 25 November 1905. Eveneens in de Volksvertegenwoordiging is op de wettelijke rege ling van de positie der Indische officieren herhaaldelijk aangedrongen. Wanneer men er de Handelingen op naslaat, zal men vinden, dat mannen als van Hoëvell, Thorbecke, Heemskerk en de Roo van Alderwerelt, allen krachtige voorstanders waren van de wettelijke regeling dier rechtspositie. Bij de behandeling van het wetsontwerp tot vaststelling van het Regeringsreglement in 1854 werden dan ook de volgende amende menten ingediend door den heer van Hoëvelllo. de officieren worden bevorderd, ontslagen of op pensioen gesteld volgens regelen door de wet te bepalen; 2o. hun pensioenen worden bij de wet geregeld. Bij het nalezen van alle hierop betrekking hebbende stukken heb ik mij afgevraagd: welk standpunt zal ik in deze moeten innemen? Hiervoor was noodig, dat ik op de eerste plaats de vraag stelde bestaat er uit een staatsrechtelijk oogpunt bezwaar tegen een rege ling als de bedoelde bij de wet? Die vraag moet ontkennend beantwoord worden. De vorige geachte spreker heeft er reeds op gewezen, dat met betrekking tot art. 61 der Grondwet een wettelijke regeling van de rechtspositie van den Indischen officier zonder bezwaar zou kunnen geschieden. In dat artikel der Grondwet wordt bepaald, dat, behalve de Regeeringsreglementen en het munstelsel, alle andere onderwerpen, de koloniën en bezittingen betreflende door de wet worden geregeld, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan". Wanneer men de Handelingen er op naleest, zal men aan die woorden „zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan" geen andere interpretatie kunnen geven dan uit die zinsnede te lezen is. Men I. T. M. 1909. 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 425