402 behoeften. Het is dus niet mogelijk één regeling te maken voor de positie van al die ambtenaren, laat staan die positie wettelijk te regelen. Een van de groote verdiensten van den Gouverneur- Generaal van Heutsz is deze, dat hij heeft getracht meer decen tralisatie te brengen ir. dat groote ambtenaarskorpsde eerste stappen op dit gebied zijn reeds gezet, maar er zullen toch nog tal van jaren noodig zijn alvorens elke tak van dienst behoorlijk is afgerond en men voor de ambtenaren een regeling in het leven zal kunnen roepen als thans voor de officieren wordt verlangd. Ik heb nu het contra tegen deze regeling genoemd en het komt mij voor, dat ik daartegenover ook moet stellen het pro. De voor baande spreker heeft reeds als een der redenen die voor wettelijke regeling pleiten, deze genoemd, dat in art. 3 der Bevorderingswet van 1902 is bepaald, dat officieren van de Nederlandsche landmacht, tijdelijk dienende bij de landmacht in Nederlandsch-lndië, gesteld worden onder de bepalingen geldende voor laatstgenoemde landmacht. Men meent hierin te zien een zekere tegenstrijdigheid. De of ficieren wier positie hier te lande bij de wet is geregeld, zien de regeling oer positie buiten de wet gesteld zoodra zij naar Indië trekken. Dit argument is een zwak argument; het mag niet als argument dienen. Yoor die enkele officieren die gedetacheerd worden bij het Indische leger zou het inderdaad niet noodig zijn de geheele regeling te wijzigen, zooals verlangd wordt. Een tweede argument, als pro-argument aangevoerd, is het verlies van pensioen bij eventueel verlies van de koloniën. Ook dat acht ik een zwak argument. Immers, het internationaal-rechtelijk beginsel wint veld, dat niet alleen de rechten, maar ook de verplichtingen door den nieuwen bezitter worden overgenomen. En of de positie nu geregeld is bij de wet of bij Koninklijk besluit, wanneer inder daad de overheerscher geen rekening toil houden met een bestaande regeling, dan valt daartegen natuurlijk niets te doen. Bovendien, liet zal nooit de bedoeling geweest zijn om een zoodanige regeling bij de wet te ontwerpen, dat aan den Nederlandscben Staat de verplichting wordt opgelegd om de Indische pensioenen te betalen wanneer de koloniën voor het moederland verloren mochten gaau. betere argumenten schijnen mij die welke de vorige spreker heeft gememoreerd. De behoefte n.l. aan wettelijke regeling moet steunen op practische en ethische motieven. Als etbisch motief' aan gelden, dat er in Indië nog altijd is een autocratisch bewind, waardoor de officieren volstrekt geen voldoende waarborgen voor hun positie hebben. Men heeft ginder meer behoefte aan een wettelijke regeling der positie dan hier, omdat er niet een stelsel van vertegenwoordiging is, zooals wij die hier te lande bezitten. Als tweede etbisch motief is aan te voeren, dat de positie van de Nederlandsche officieren van land- en zeemacht bij de wet is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 428