403
geregeld en die van de Indische officieren bij Koninklijk besluit.
Dat verschil doet zich het meeat stuitend voor, doordat de of
ficieren bij de zeemacht in Indië gedetacheerd, een bij de wet ge
regelde positie hebben en hun collega's bij de landmacht niet. Tot
1848 gold ook hier te lande: „De militaire officieren wordendoor
Hem (den Koning) benoemd en ontslagen, of, daartoe termen zijn
de, op pensioen gesteld
De Staatscommisie 17 Maart 1848 overwoog „of niet gelijke
waarborgen, als bij de wetgeving van andere landen, aan de JSTeder-
landsche krijgsmacht behooren te worden geschonken. Dat zij die
hun leven aan de gewapende verdediging van hun vaderland toe
wijden, op bescherming tegen willekeur de hoogste aanspraak heb
ben, kan niet twijfelachtig zijn.
„De plichtsvervulling, gelijk de offers, die van hen worden ge
vorderd, zijn zóó uitsluitend, dat het hun, miskend of ter zijde
gesteld, doorgaans niet, als aan andere ambtenaren, mogelijk is
zich zelf te helpen of in nieuwe werkzame betrekkingen met de
burgermaatschappij vergoeding te vinden".
Deze motieven hebben er indertijd toe geleid de positie van den
Nederlandschen officier bij de wet te regelen, en dezelfde kunnen
thans gelden ten opzichte van den Indischen officier.
De practiscne motieven zijn te scheiden in twee rubrieken, die
van zakelijken en die van persoonlijken aard. Als zakelijk motief
kan worden genoemd, hetgeen ook door den voorgaanden spreker
is opgemerkt, dat de rechtszekerheid gemist wordt door het ont
breken van stabiliteit. Ook de vorige spreker heeft er op gewezen
hoe het Koninklijk besluit van 24 November 1859 nos. 69 en 70
wel 20 keer in den loop der jaren veranderd is. In menig opzicht,
is die regeling dan ook gewijzigd „pour besoin de la cause". Die
mogelijkheid tot wijziging geeft in ieder geval een gevoel van
onzekerheid. Die onzekerheid bestaat zelfs bij niet-wijziging dei-
regeling, omdat het de Regeering altijd gemakkelijk zal worden
gemaakt, elke bepaling van het Koninklijk besluit toe te passen
volgens een zeer bijzondere interpretatie daarvan. De voorgaande
spreker heeft daaromtrent reeds eenige voorbeelden genoemd. Het
zij mij vergund daaraan nog een enkel toe te voegen.
Ik wijs op een adres, dat in deze Kamer eenige maanden geleden
behandeld is, n.l. het adres van den heer Asselbergs. Ondanks de
uitspraak van de Kamer ten opzichte van de conclusie van de
Commissie op dat adres, meen ik, dat men den heer Asselbergs
onrecht heeft aangedaan.
Ik zal de discussie hieromtrent niet heropenen, maar slechts aan-
toonen, hoe het mogelijk is, dat voor- en tegenstanders een geheel
verschillende interpretatie gaven aan het pensioenreglement. De
voorstanders van de toekenning van het pensioen aan den heer
Asselbergs overeenkomstig art. 10, punt 2, interpreteerden het woord