404 verminking" in deze bepaling in verband met de andere bepalingen van de wet zelf en wel met het bepaalde bij art. 13. De Minister stond in dat opzicht veel sterker, want hij inter preteerde het woord „verminking" niet alleen in verband met art. 13 van het pensioenreglement, maar had bovendien steun voor deze interpretatie in de schriftelijke gedachten wisseling tusschen de Re geering en den Raad van State. Ziedaar, Mijnheer de Voorzitter, hoe verschil van uitlegging mogelijk was. Hoe juist de Minister ook heeft geïnterpreteerd, toch moet men aannemen, dat er grove onbillijkheid is begaan tegenover den persoon zelf. Bij mij wil het er niet in, dat bijv. aan een officier, die op een manoeuvre van het paard valt - ik laat daar met of zonder opzet een pink breekt en wegens gemis van het gebruik van dat lichaamsdeel gedwongen is den dienst te verlaten een hooger pensioen zal worden toegekend dan aan een officier die vergiftigd water drinkt om een collega in oorlogstijd te redden. Het eerste stelt een bloot ongeval daar, terwijl het laatste een daad is van moed, beleid en trouw. Ik kan dan ook de verzekering geven, dat, wanneer de pension- neering later bij de wet zal worden geregeld, ik op dit speciale punt mijn volle aandacht zal vestigen. Omtrent de feiten van persoonlijken aard zijn reeds door den voorgaanden spreker eenige voorbeelden genoemd. Hij heeft o. a. verwezen naar de Nieuwe Courant van 25 November 1905 en naar tal van jaargangen van De Indische Gids. Ook heeft hij verwezen naar de zaak-Kley, naar de officiersmeetings in 1868 en ten slotte op de bevordering tot kapitein van den 1ste luitenant der infanterie Christoffel. Ik meen dus, dat ik thans deze punten onbesproken kan laten. Hoewel een zwak argument, is het toch een argument, dat onbillijke bevordering bij keuze en het uit de gelederen zetten van Looget verdienstelijke officieren in de hand wordt gewerkt door de regeling bij Koninklijk besluit. Ook de vorige spreker heeft er op gewezen, hoe door gemis van siabiliteit herhaaldelijk een gevoel van onrust wordt gewekt bjj het officierskorps. Dat dit punt werkelijk niet zonder beteekenis is, bewijzen tal van artikelen in de Indische bladen, waarbij leger- autorileiten en het leger op heftige wijze worden aangevallen en verdacht gemaakt. Ter illustratie hiervan heb ik een kort citaat uit De Javabode, waarin wordt meegedeeld »De kapitein der marechaussee, wiens physieke krachten als guerilla-aan- voerder eindelijk eens uitgeput raken, maar van wiens beleid en organi- seerend talent de Eegeering nog veel goeds verwacht, zou bestemd zijn om binnen niet te langen tijd benoemd te worden tot resident van een der oostelijke gewesten der Buitenbezittingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 430