413 door den heer van Derenter te dien opzichte gehouden, meen ik een woord in het midden te moeten brengen. Die geachte afgevaardigde toch heeft medegedeeld, dat het argu ment van den heer Duymaer van Twist beteekenis zou hebben, wanneer door dien geachten spreker de bevordering vau luitenant Christoffel was afgekeurd. Maar nu hij die bevordering heeft goed- geheeten, zou dat argument zonder waarde zijn te achten. Ik vat de beteekenis van die tegenspraak niet. Ook ik heb de overtuiging, dat, wanneer een wetswijziging was voorgesteld door den toenmaligen Minister van Koloniën, beoogende om, indien dan de positie bij de wet geregeld ware, daarvan af te wijken, dat die wets wijziging wel haar beslag had gekregen. Maar wanneer dat gebeurd was, wanneer niet in het geheim de zaak ware voorbereid, maar de publieke opinie gelegenheid had gehad om van alle zijden te toetsen het voor en het tegen, wanneer hier een behoorlijke gedachten wis seling over de quaestie had plaats gehad en verschillende twijfel vragen hadden kunnen worden opgelost, wat was dan het gevolg geweest? Dat in het Indisch officierenkorps niet de vrees was gaan leven, dat men van zijn positie niet zeker is; dat er geen verande ring gebracht zal worden, tenzij goed en wel overwogen, zoodat niet de goede geest in dat korps met deze daad een slag had ge kregen, gelijk nu het geval is geweest. Dat ik niet overdrijf is gebleken uit een menigte uitingen, die deels ook in de pers de ronde hebben gedaan. Ik wijs bijv. op het ingezonden stuk in Het Vaderland (24 JSTov. 1906), van den kapitein van het Indische leger Reurts en ook op het artikel in De Maasbode van 28 October 1906, waarin o.a. naar aanleiding van deze zaak dit wordt gezegd: „De eerbied voor den rechtsregel zal door deze noch-nichtdagewesene bevordering niet alleen verzwakken, doch, door het nulpunt heengaande, in haat veranderen". Dit is misschien eenigs- zins te scherp uitgedrukt, maar het neemt niet weg, daf hierin weerklinkt de meening die in het Indische leger naar aanleiding van dat verbreken van den rechtsregel tot uiting is gekomen. Ken rechtsregel is losgelaten eenvoudig ter wille van een belooning. Dat is de eigenlijke beteekenis van die daad geweest. Ten behoeve van dit geval is het gevoel van rechtszekerheid van het geheele Indische officierskorps weder verminderd. Dat dan ook na deze gebeurtenis weder vermeerderde aanwijzingen van ontevredenheid in het leger zijn geweest, verwondert mij in geeneu deele. Wij kennen de quaestie van het plan tot oprichting van den officiersbond in Indië, gebeur tenis in de lijn van hetgeen in 1868 is geschied, toen ook (ie onte vredenheid zich manifesteerde, 't Schokken van rechtszekerheid in een ambtenaarskorps is altijd een heel gevaarlijk iets. In verband hiermede wil ik toch nog even wijzen op een belang rijk artikel, dat in de Rieawe Rotterdamsche Courant gepubliceerd is door een zeer bekend gewezen officier van het Kederlaudsch-In-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 439