25 tijk zou wel blijken, dat de offers die hierdoor aan die maat schappijen gevraagd werden, vrij gering zouden zijn. Bij het ontwerp dat ik hierbij met gepaste bescheidenheid den lezers ter beoordeeling aanbied, ga ik van het beginsel uit: Algemeene dienstplicht voor de Europeesche bevolking. Daar echter de dienstplichtige alleen de wapens behoeft op te nemen tegen een B. V. of bij een algemeenen opstand en alleen Java tegen een B. V. verdedigd zal worden, acht ik eene militie op Europeeschen grondslag alleen voor Java en Madoera gewenscht en noodzakelijk. Daar de kosten ook hier weer enge grenzen stellen, heb ik mij bepaald tot de Europeanen. Dienstplichtig zouden dan zijn alle Europeanen van hun 18e tot en met hun 40e levensjaar. Vrijgesteld zouden moeten zijn: Geestelijken. Ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur. Ambtenaren der spoor- en tramwegmaatschappijen (ook van de Staatsspoor.) Ambtenaren der telegraphie. De beide laatste categoriën van ambtenaren moeten echter bij mobilisatie onder de krijgswet staan, hiertoe zal dan noodig zijn hen militaire rangen en graden toe te kennen. In geval van uitersten nood moet echter de plaatselijke mi litaire autoriteit de bevoegdheid hebben om de geheele weerbare bevolking tot verdediging der eigen woonplaats onder de wapens te roepen. Houdt voor de bovenbedoelde personen de reden voor vrijstelling op vóór dat het 40ste levensjaar bereikt is, dan worden zij alsnog naar gelang van den leeftijd bij de nader te omschrijven militie, landweer of landstorm ingedeeld. De maximum leeftijd voor den dienstplichtige werd door mij op 40 jaar gesteld, daar ik geen hoogen dunk heb van het physiek der Europeanen in Indië, die ouder dan 40 jaar zijn en niet gelijk wij militaren, dagelijks gelegenheid hadden zich voldoende te bewegen. De keuringseischen voor den dienstplichtige kunnen mijns in ziens zonder bezwaar minder hoog gesteld worden dan voor de vrijwilligers, voor den landstorm lichter dan voor militie en landweer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 43