415
Deventer, uit wiens mond ik straks heb aangeteekend de eenigs-
zins verbluffende uiting weinig bij zijn betoog passende dat
immeis ook het Regeeringsreglement „voortdurend verkeerd wordt
geïnterpreteerd". Dat ben ik volkomen met hem eens, maar dat is
juist een argument ten gunste van de stelling die hier geposeerd
is door den heer Duymaer van Twist. Wanneer inderdaad het be-
stuurstelsel in Indië zoo autocratisch is, dat men zelfs maatregelen
van wettelijken aard voortdurend verkeerd kan interpreteeren, dan
is dat een reden te meer om, waar het mogelijk is, en de mogelijk
heid wordt in casu door niemand ontkend, een dergelijke wijzi
ging als de motie bedoelt, in het leven te roepen.
Wat de ministerieele verantwoordelijkheid betreft, door de beide
voorstanders niet in debat gebracht, ik zal ook te dien aanzien
weinig zeggen. Wanneer men echter in verband daarmede^ zou
begeeren aanwijzingen te vinden, dan heeft men maar eenvoudig op
te slaan de behandeling van Indische adressen, die in den laatsten
tijd bij de Kamer meer binnenkomen dan vroeger het geval was.
De beer van Deventer brachtik wil er terloops op wijzen als
argument bij, dat er meer adressen uit Nederland inkomen dan uit
Indië en dit wel ten betooge, dat men niet moet pleiten voor de
wettelijke regeling die immers in Nederland bestaat.
Maar ik zou juist de zaak om willen draaien en zeggen, dat, waar
men meer verzekerd is van zijn rechtspositie, er meer aanleiding
bestaat tot aangrijpingspunten voor reclame. Men weet in Indië dik
wijls niet waaraan men toe is; van regeling, uitvoering, interpretatie
verkeert men in het onzekere, en dit maakt het vinden van aan
grijpingspunten zoo moeilijk. Men beseft zoo niet de ernst der bepa
lingen; heeft zoo niet het gevoel van veiligheid als ten onzent bestaat,
en baseert er zich dus ook niet zoo op, als men ook al meent ver
ongelijkt te wezen. Vandaar die mindere adressen.
Toch vinden we in de ingediende verzoekschriften reeds voldoende
aanwijzing dat de regeling in Indië de ministerieele verantwoorde
lijkheid niet in voldoende mate tot haar recht doet komen.
Neem alleen het geval dat nu welhaast aan de orde komt, het
adres-Posno. üit de inlichtingen die de Regeering in haar Nota
gegeven heeft, blijkt voor een goed verstaander in voldoende mate,
dat de Minister overtuigd is, dat die persoon in Indië niet be-
hoorlijk om geen sterker uitdrukking te bezigen is behandeld.
Toch heeft de Minister blijkbaar niet den moed om tegen den
wensch van het bestuur in Indië in te gaan, omdat dit spreekt
in deze materie immers vanzelf-hij bij de tegenwoordige regeling
niet voldoende van zijn verantwoordelijkheid voor het geheel dooi-
drongen is. u 4 a
Ik ben overtuigd, dat, wanneer er een wettelijke regeling bestond
en dergelijke wantoestanden als ten opzichte van Posuo gepasseerd
ziin zouden zich voorgedaan hebben, de Minister veel doortastender
j 27
I. M. T. 19Ü9.