422 overeenstemmende getuigenissen van de verschillende schrijvers zeer goed aan bij de wet van 1851. Een ander geval door den geachten algevaardigde genoemd, is de benoeming van zeeofficieren met behoud van hun anciënniteit de zaak Kley. De geachte afgevaardigde uit Steenwijk heeft hieraan de beschouwing vastgeknoopt dat hieruit blijkt hoe men door een Koninklijk besluit inbreuk kan maken op de regeling. Wat was de zaak? In strijd met de regeliDg werden officieren van de marine met behoud van anciënniteit benoemd bij het Indische leger. Dit is geschied in strijd met het Koninklijk besluit, is hier in de Kamer ter sprake gekomen en veroordeeld. Niet omdat men de zaak op zich zelf zoo slecht vond, maar omdat het geschiedde in strijd met de regeling. Maar het bewijst niets voor de meening van den geachten afgevaardigde. Wetten worden ook wel overtreden. Het wetsvoorstel dat hier voor ons ligt heeft zijn ontstaan te danken aan een overtreding van de wet. Doch hoe men uit de zaak-Kley iets kan afleiden ten bewijze van de noodzakelijkheid om de regeling niet bij Koninklijk besluit, maar bij de wet vast te stellen, dat ontgaat mij geheel. Dit is eenvoudig een foutieve toepassing van een goede regeling. De geachte afgevaardigde zegt, dat men dat niet zou hebben, als de regeling in het openbaar was behandeldmaar ik kan dat niet toegeven. Er is niet gezondigd tegen een onderstelde bedoeling, doch tegen een zeer duidelijke letter. Er is eenvoudig, als men wil, wetsschennis gepleegd en die voorkomt men niet door een regeling op een andere wijze te doen tot stand komen. Yan dezelfde kracht is een ander bezwaar van dien geachten af gevaardigde. Hij heeft gezegdterwijl de regeling daarvan niet sprak, is door het legerbestuur op zeker oogenblik als voorwaarde gesteld, dat men om bevorderd te worden tot eerste luitenant twee jaar en tot kapitein acht jaar moest hebben gediend als officier. Het is volkomen juist, dat daarmede is gehandeld niet in over eenstemming met den geest van de regeling van de letter is niet afgeweken. De regeling geeft geen recht op bevordering zoodra er plaats isevenmin als de wet in Nederland. Ook de officieren hier te lande klagen er wel over, dat men vacatures maanden lang onver vuld laat. Doch hoe dit zij, dit voorbeeld bewijst hoogstens, dat men Koninklijke besluiten kan overtreden. Maar, zou ik zeggen, wetten evengoed. De geachte afgevaardigde uit Breda heeft tot mijn verwondering aangehaald het geval-Asselbergs en gezegd dat de Kamer zich heeft vereenigd met mijn gevoelen, omdat ik redeneerde uit hem onbekende toelichting of correspondentie met den Raad van State. Dit is ten eenenmale onjuist. Dat de Kamer zich aangesloten heeft bjj mijn betoog is eenvoudig geschied, omdat de letter van de wet zoo duidelijk was, dat, wanneer men maar goed las, niemand in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 448