427
dactie moet ondergaan om voor Indië pasklaar te zijn. Dat werk is
niet gepubliceerd, het had kunnen gepubliceerd worden, het zou in
den tegenwoordigen tijd misschien gepubliceerd zijnDegeen die de
regeling moet toepassen kan echter precies de motieven kennen
welke gegolden hebben, waar is afgeweken van de Nederlandsche
wet, terwijl de bedoeling der artikelen die onveranderd uit de Ne
derlandsche wet zijn overgenomen, blijkt uit de publieke behandeling
dier wet.
Waar het altijd het streven is geweest en nu ook het streven zal
zijn om de Indische regeling zich zoo dicht mogelijk te doen aan
sluiten bij de Nederlandsche wet, zal men dus in het algemeen in
de toelichting der Nederlandsche wet ook de toelichting vinden der
Indische regeling.
Ik wil echter ivel verder gaan. Ik schuw volstrekt niet het licht
en heb er niet het minste bezwaar tegen om de regelingals die
gepubliceerd wordtvergezeld te doen gaan van eenige toelichting
die kan misschien in het Indisch Militair Tijdschrift een plaats
vinden zoodat verschillen behoorlijk worden toegelicht.
Het komt mij voor, dat ik uit hetgeen ik in het midden heb
gebracht mag concludeeren, dat de behoefte, waarvan de Grondwet
gewaagt, om te besluiten tot een regeling bij de wet, op dit oogen-
blik niet is aangetoond en ook niet is aan te toonenIk durf
dit er bij te voegen, omdat ik alles ken wat over dit onderwerp
is geschreven.
Men heeft ook in het debat gebracht het verlangen van het of
ficierskorps en mij een vraag voorgelegd, welke ik mij zelf meer
dan eens heb gesteld, vóórdat ik deze zaak hier zou bespreken
Zou het niet wenschelijk zijn, waar een zoo verdienstelijk korps
ambtenaren, naar men zegt, daar zooveel prijs op stelt, om het
nu met de erkenning van die behoefte wat minder nauw te nemen?
De geachte afgevaardigde uit Leeuwarden heeft verband gecon
stateerd tusschen den slechten geest in het leger, naar hij zegt, en
de vaststelling dezer regeling bij Koninklijk besluit, althans het
gemis eener vaststelling bij de wet. Maar voor zoover ik zijn betoog
heb gevolgd, heeft hij dat verband wel vermoed en heeft hij daar
min of meer met emphase over gesproken. Maar dat verband aan
getoond heeft hij niet. En hij kan het ook tiet aantoonenhet is
een zaak, die voor den geachten afgevaardigde waarschijnlijk een
quaestie van gevoel is. Maar wanneer men hier ter sprake brengt
het verlangen van het Indische officierskorps, verzoek ik toch ook
mededeeling te mogen doen van een uiting van iemand die tot dat
leger heeft behoord en daarin alle rangen heeft doorloopen tot dien
van luitenant-generaal toe. Deze schreef, dat dat verlangen is een
waan, geboren uit het zich onvoldoend rekenschap geven van het
bezwaar eener regeling bij de wet, welker vervulling slechts teleur
stelling kan geven.