434 tuiging, dat die regeling hunner positie bij de wet de officieren integendeel veel belangstelling inboezemt. Een verwerping der motie zal dan ook haar gevolgen hebben. Daarvoor mag ik in de eerste plaats wijzen op de omstandig heid, dat het niet tot tevredenheid zal stemmen als de belofte niet ingelost wordt die in 1854 gedaan werd. Toen zeide de Minister van Koloniën, dat als de behoefte aan een regeling bij de wet later mocht worden erkend, de Regeering zich niet onttrekken zal aan de grondwettige voorschriffen. Nu heeft de meening algemeen post gevat, dat die behoefte bestaat. Verwerpt men nu de motie, dan blijft de belofte niet ingelost en dat zal het officierskorps spijten. De Indische officieren vertrouwen op de aanneming der motie. Dit blijkt wel uit hetgeen onlangs in den Militairen Spectator geschreven werd in een recensie over de brochure Gooszen. De redactie zeide „In dit geschrift breekt de schrijver andermaal een lans voor een regeling bij de wet van de positie der Indische officierendie gelijke rechten op bescherming der ivet hebben als hunne kameraden in het vaderland. Deze wensch is zóó natuurlijkeigenlijk zóó vanzelf sprekenden zou daarbij zijn zoozeer in het belang van ons Oost- Indisch leger, dat men zich verbazen moet over het feitdat een dergelijke regeling nog steeds niet werd ingevoerd." Wij hopen zoo gaat de redactie voort van ganscher hartedat het krachtig pleidooidoor den schrijver ten gunste van de wettelijke regeling van de positie der Indische officieren geleverdspoedig het daarvan gewenschte gevolg mogen hebben." De Indische officieren hopen op aanneming der motie. De Commissie uit „Moederland en Koloniën" waarvan ik gisteren gewaagde, verwacht niet anders. Deze Commissie, gelijk ik toen zeide, bestaande uit een generaal-majoor, een oud-gouverneur van Sumatra's Westkust, een gepensionneerden kapitein ter zee, een majoor-intendant, twee leeraren aan de Krijgsschool kwamen een stemmig tot het advies, dat het noodig en wenschelijk is te komen tot een regeling van de positie der officieren bij de wet. Ik vrees de gevolgen wanneer nu opnieuw het Indisch officiers korps wordt teleurgesteld. Gaat men de literatuur na die over dit onderwerp geschreven is, dan vindt men telkens hoe er op aange drongen wordt om tot een regeling bij de wet te komen. Het ontbreken van zulk een regeling werkt ontmoedigend en heeft ook niet geringen invloed op het verloop. Laat ik uit het vele dat geschreven werd een enkele bladzijde mogen voorlezen. Ik doe dit uit het Indisch Militair Tijdschrift van 1907. Daar lezen wij op bladz. 78S: Past op! past op! zou ik onze Volksvertegenwoordiging iven- schen toe te voegengelooft nietdat ge u kunt ontlasten van uwe

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 460