447 Niet slechts doe ik dit uit deferentie voor deze Hooge Verga dering, maar ook, omdat ik voel dat het standpunt, dat ik inneem en moet innemen krachtens den mij opgelegden plicht, een min aangenamen indruk maakt tegenover de van zooveel gevoel, van zooveel waardeering voor het Indische leger getuigende betoogen van de geachte afgevaardigden die de motie gesteund hebben. Ik kan niet anders dan mij plaatsen op het nuchtere standpunt van de Grondwet; ik kan niet anders dan rekening houden met de gevolgen die aan een beslissing in den zin der motie zouden verbonden zijn. Ik kan mij niet anders laten leiden dan door den plicht, dien ik op deze plaats te vervullen heb. Daardoor blijft mijn betoog lager bij den grond, blijft het in gloed minder dan de gloedvolle betoogen die gevoerd zijn in het belang van een regeling van de positie der Indische officieren niet bij Koninklijk besluit, maar bij de wet. Vóór ik hetgeen in dit ochtenduur is aangevoerd, nader in be schouwing neem, wil ik even trachten een misverstand weg te ne men, dat bij den geachten afgevaardigde uit Leeuwarden bestaat, die hier heeft medegedeeld, dat ik tijdens mijn vorig Ministerschap mij zou hebben schuldig gemaakt aan het schrijven in conduitelijs ten van officieren. Dit is opgedragen aan den commandant van het leger en indien ik ging zitten schrijven in de conduitelijsten van officieren zou ik ver de grenzen te buiten gaan mijner bevoegdhe den. Ik begrijp waarlijk niet op welk geval de geachte afgevaar digde hier doelt. De heer Thomson: De conduitelijst van La Feber. De heer IdenburgMinister van Koloniën: Ik heb de conduite lijst van den overste La Feber in handen gehad, maar met mijn handen ben ik daaraan niet bezig geweest. De geachte afgevaardigde uit Amsterdam, de heer van Deventer, daarin gevolgd door den geachten afgevaardigde uit Leeuwarden, den heer Thomson, heeft gewezen op een misverstand dat in deze zaak bestaat. Natuurlijk zoekt de geachte afgevaardigde uit Amster dam dit misverstand bij de voorstellers der motie, en even natuur lijk zoekt de geachte afgevaardigde uit Leeuwarden dit bij den geachten afgevaardigde uit Amsterdam en bij mij. Ik sluit mij geheel aan bij hetgeen de heer van Deventer gezegd heeft. Er heerscht een zeer groot misverstand bij de voorstellers der motie, een misverstand dat ik daarom betreur, omdat hetgeen in deze Vergadering is uitgesproken door mannen van het gezag als dat waarin zij zich mogen verheugen, niet anders strekken kan dan om in Indië een misverstand, dat, gelijk zij beweren, bij de officieren van het Indische leger bestaat, nog te versterken. De geachte afgevaardigde uit Leeuwarden, sprekende over dit I. M. T. 1909. 29

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 473