448
misverstand, heeft gezegd: wij wijten den slechten geest die in het
Indische leger heerscht volstrekt niet uitsluitend aan het ontbreken
van een positieregeling bij de wetgij verstaat ons verkeerd.
Dit op zich zelf heeft mij reeds verheugd. Ik had inderdaad den
indruk gekregen dat juist door meer dan een spreeker de vaststel
ling van de regeling bij Koninklijk besluit en niet bij de wet een
van de hoofdoorzaken was van den door hen beweerden slechten
geest bij het Indische leger.
Het verheugt mij te vernemen, dat dit slechts een bijkomstige
reden is. Daardoor verliezen deze discussies veel van hun gewicht.
De hoofdreden waarom, volgens den geachten afgevaardigde uit
Leeuwarden, er zulk een prijs wordt gesteld op een regeling bij de
wet, zou zijn, dat er bij het Indische leger zulk een autocratische
geest heerscht. Een van de kenmerken van dien autocratischen
geest zou bestaan in den onwil om de regeling te doen vaststellen
bij de wet in stede van bij Koninklijk besluit. Indien de geachte
afgevaardigde uit Leeuwarden kennis had genomen van de adviezen
die over deze materie bij het Departement van Koloniën zijn, dan
had hij dit woord niet gesproken. Maar bovendien, ik voeg er on
middellijk dit bij, mij ontgaat ten eenenmale het verband tusschen
een autocratischen geest in het Indische leger en het feit, dat de
regeling die daar voor mij ligt is vastgesteld door den Koning, na
advies van den Raad van State, en niet door den Koning in overleg
met de Staten-Generaal.
De geachte afgevaardigde zal misschien weder beweren, dat er
bij mij een misverstand bestaat. Indien niet verstaan een misver
stand is, dan kan ik dit inderdaad toegeven.
De geachte afgevaardigden uit Leeuwarden en uit Breda hebben
gezegd, dat ik gisteren een pleidooi gevoerd heb voor de wetgeving
bij Koninklijk besluit, alsof deze de beste zou zijn. Zoo zelfs dat
de vraag bij de leden van deze Hooge Vergadering zou kunnen
rijzen of zij eigenlijk wel nuttigen arbeid konden verrichten, en of
er dus wel reden van bestaan voor het Parlement zou zijn. Hier
mede wordt mijn bedoeling absoluut miskend. Ik heb volstrekt
niet beweerd, dat een regeling bij Koninklijk besluit, den Raad van
State gehoord, beter is dan een regeling tot stand gekomen in den
vorm van een wet. Ik heb dit geheel in het midden gelaten. In
Koninklijke besluiten zijn fouten, in wetten zijn fouten. Ik heb
iets geheel anders bedoeld. Ik heb betoogd, dat volgens de Grond
wet de wetgeving bij Koninklijk besluit, den Raad van State gehoord,
voor Oost-Indië de normale wetgeving is. En ik heb daaraan toe
gevoegd, dat volgens art. 61 van de Grondwet, de behoefte aan een
regeling bij de wet moet blijken, wil men van die normale wetge
ving afwijken. Ik heb niets meer en niets minder betoogd en be
doeld, dan te zeggen, dat een regeling bij Koninklijk besluit niet
minderwaardig is, vergeleken met een regeling bij de wet.