449
Op dit woord „minderwaardig" is de geachte afgevaardigde uit
Breda gevallen, en hij heeft gezegdnu ja, misschien niet minder
waardig, maar een regeling bij Koninklijk besluit geeft toch minder
waarborgen dan een bij de wet.
Ik zou den geachten afgevaardigde wel willen vragenBewijs
dit uit de materie die wij thans bezig zijn te behandelen. Ik heb
gisteren al beweerd en ik houd dit ten sterkste vol, dat het niet
bewezen is, dat aan een regeling bij Koninklijk besluit, den Raad
van State gehoord, het odium van onstabiliteit kleeft; dat de waar
borgen voor den Indischen officier op eenigerlei wijze zijn verkort,
doordat zijn regeling is vastgesteld bij Koninklijk besluit. Dat is
wel beweerd, maar niet bewezen. Ook heden is men niet gekomen
met nieuwe tot nu toe onbekende feiten. Ik herhaal wat ik giste
ren zeide: de oudste klacht over de regeling dateert van voor 1880.
De heer Yerhey, naar wiens betoog ik met genoegen heb geluis
terdik kende zijn standpunt, en het verwondert mij ook niet, dat
hij het nu weer eens duidelijk heeft ontwikkeld noemde een rege
ling bij Koninklijk besluit een noodzakelijk kwaad. Reeds gisteren
heb ik er met een enkel woord op gewezen, dat ik dit in dit ge
val niet kan toegeven.
De regeling van de positie van ambtenaren is niet een onderwerp
van wetgeving par excellence, eer een daad van het uitvoerend ge
zag. En ik beroep mij daarbij nu niet op anti-revolutionnair staats
recht, maar op Buys, die toch ook voor den geachten afgevaardigde
wel autoriteit zal bezitten.
Die heeft er ook op gewezen, dat de regeling van de rechtspositie
van ambtenaren een zaak is, die naar haar aard meer bij het uit
voerend gezag, dan bij den wetgever thuis behoort. Ik heb er aan
herinnerd, dat de motieven waarom de positie van de officieren hier
in Nederland bij de wet is geregeld, niet in principieele gronden
zijn te zoeken, maar in utiliteitsredenen. Laat ons echter daarover
niet twisten. Dit toch staat vast, dat indien een regeling van deze
materie van wetgeving bij Koninklijk besluit is een kwaad, het een
kwaad is dat door de Grondwet is gewild, voor onze geheele koloniale
wetgeving.
Dat is het standpunt waarop ik sta. En al wat de heeren bewe
ren, en dat dan nog op theorie is gegrond, want juiste bewijzen aan
de praktijk ontleend zijn achterwege gebleven, is een rechtstreek-
sche aanval op het door de Grondwet gewilde stelsel van koloniale
wetgeving. Mijn betoog aan art. 61 van de Grondwet ontleend
is door den geachten afgevaardigde uit Leeuwarden misduid. Hij
heeft gezegd: de Minister wil eigenlijk buiten de Grondwet om
gaan; hij wil voor Indië uitsluitend een wetgeving bij Koninklijk
besluit. Neen, Mijnheer de Yoorzitter, ik wil alleen dat de Grond
wet stipt zal worden toegepast; ik wil dat erkend wordt wat de
Grondwet leert, dat de normale wetgeving in Indië geschiedt bij Ko-