464
extenso ontvangen, nieuwe gezichtspunten zijn niet geopend, maar wat
ons wel trof was het moderne standpunt van den gep. kol. Giel, wiens
rede we een ieder hier ter overweging geven. De verslaggever zegt
daaromtrent:
Ten slotte nam de gep. kolonel Giel het woord, die oorspronkelijk zijn
instemming met het meerenüeel van het gesprokene betuigde, daar zeker
elk dier punten zou bijdragen tot verhooging van de bruikbaarheid van
den Javaan, waarom het hier toch eigenlijk ging. Doch, wat zou men daar
mede toch eigenlijk bereiken? Had liij de verschillende sprekers toch goed
begrepen, dan schuilde hun vrees voornamelijk daarin dat zij den Javaan
ongeschikt achtten voor den strijd tegen den B. V. en dat was dan ook zijn
vrees, neen, zijn innige overtuiging. En waarom zou men nu zoo tal van
lapmiddeltjes gebruiken, waar men het groote doel om heel veel andere
redenen toch niet kon bereiken. Ter wille van den inlandschen vijand
behoefde men den Javaan waarlijk niet te hervormen, tenminste als men
met de practijk rekening houdt. Het Indisch Leger toch is naar verhouding
nog nooit zoo zwak geweest aan Europeanen als thans en heeft nog nimmer
zulk een reuzentaak tegenover den inlandschen vijand te vervullen gehad
als in de laatste jaren. Van dat leger kan men met voldoening zeggen, dat het,
dank zij de evolutiegeest door mannen als van Heutsz en Christan opgewekt,
den inlandsehen vijand onder alle omstandigheden volkomen onder de knie
heeft.
Vroeger, toen men een eventueele invasie meestal op een sterkte van 20
a 30.000 man begrootte, zou men er nog aan kunnen denken het met alle
voorgestelde middelen zoover te brengen, dat men den B. V. het land zou
kunnen uitzetten. Tegenwoordig echter, nu de maritieme middelen onzer
vermoedelijke tegenstanders zoo zijn uitgebreid, kan men wel op een leger
van 100.000 en meer man rekenen en zou men die nu tegenhouden met een
handvol Javaantjes, al zouden dezen dan ook tot de beste troepen der
wereld worden hervormd? Neen, laat men in Godsnaam toch eens eindelijk
met al dat geknutsel ophouden en zien wat er in europeesche oorlogen ge
beurt en dan kan men het zoo klaar als den dag aannemen, dat een goed
bewapende, goed geschoolde tegenstander alleen kan worden tegengehouden
door een leger dat moreel en intellectueel volkomen gelijkwaardig is, aan
oefening niet onderdoet en dat den tegenstander in getalsterkte overtreft.
Hoe kan men nu dat desideratum bereiken. Wel, eenvoudig door onze
oogen te wenden naar de japansclie naburen. Japan zooals het een halve
eeuw geleden was, stelt spreker zich niet veel beter voor dan Java en de
doorsnee-Japanner van toen niet veel ontwikkelder dan de Javaan van
heden. Japan was toen beslist minderwaardig tegenover de Europeesche
mogendheden. Dit zagen de Japs dan ook zeiven in en moesten zij zich
menige vernedering laten getroosten. Doch het gevoel van haat en wraak
maakte hun geest vernuftig. Zij zagen in, dat men de gehate westerlingen
alleen kan weerstaan, door te zorgen zeiven zoowel economisch als intel
lectueel volkomen gelijkwaardig met hen te worden, daar alleen eene ont
wikkelde natie in staat is een ontwikkeld leger te vormen en men tevens
door ontwikkeling de geldmiddelen kan krijgen een groot leger en vloot te
onderhouden. Met dit doel voor oogen stevenden zij met ongeëvenaarde
geestkracht recht op hun doel af en overstroomden zij de europeesche
universiteiten, technische en andere wetenschappelijke inrichtingen met de
bloem hunner intelligentste zonen, met dat gevolg dat ze na een halve eeuw
in staat waren een leger voort te brengen, dat elke europeesche natie zal
weerhouden ooit een inval in Japan te doen en eene vloot die alleen dooi
de engelsclie kan worden weerstaan. En zouden wij dat nu met onze 30
millioen Javanen ook niet kunnen bereiken?
Laat men dus ook dezen weg inslaan. Ontwikkel Indië, als gij het wenscht
te behouden en copieer daartoe in alle opzichten het door de Japanners
uitgewerkt plan, dan zal men ook in staat zijn een leger van meer dan
100000 goed geoefende javaansche miliciens op de been te brengen, gecom
mandeerd door hun eigen officieren, en met een dergelijke macht zal
ook geen enkele europeesche natie er aan denken Java aan te vallen,
vooral ook niet als de economische ontwikkeling er toe heeft geleid ook
voor een sterke vloot te kunnen zorgen.