489 - lo. De onmogelijkheid om jaarlijks een volledige lijst op te maken van de kapiteins van drie promotiejaren, die voor be vordering in aanmerking komen, omdat het herhaaldelijk gebeurt, dat een kapitein eerst definitief geschikt geoordeeld wordt betrekkelijk kort voor hij aan de beurt is voor bevordering, terwijl het niet aangaat een dergelijke mogelijkheid op te heffen. 2o. Het volstrekt willekeurige van het bijeenvoegen van een bepaald aantal (een of meer) promotiejaren, waardoor allerlei onbillijkheden ontstaan, omdat op het beslissend oogenblik de eene groep veel talrijker zal zijn dan de andere en bovendien de concurrentie in iedere groep nog zal verschillen, als gevolg van het in kleiner of grooter getale aanblijven van de beste elementen. 3o. De netelige quaestie of met het oog op mogelijke ver liezen meer dan 3X15 kapiteins moeten worden aangewezen, dan wel aanvulling van openkomende plaatsen moet geschieden uit hen, die reeds zijn afgevallen. Beide oplossingen zijn in hunne gevolgen al even bedenkelijk. 4o. Het gevaar dat een deel der beoordeelaars rekening zal houden met de kans op afvallen en daarom de in hun oog geschikte personen overdreven gunstig zal beoordeelen. 5o. Het gevaar van toenemenden onedelen wedijver, welke zich in de practijk dikwijls uit in pogingen om gevaarlijke con currenten zijdelings of rechtstreeks te benadeelen, welke po gingen onder bijzondere omstandigheden wel een kans van slagen hebben, b. v. als ze uitgaan van officieren geplaatst in betrekkingen als chef van den staf in een afdeeling, gewestelijk adjudant, bureauofficier en dergelijke. Deze opsomming is wel niet volledig, doch reeds afdoende. Het door schrijver voorgestane keuzestelsel blijkt, zoowel om redenen van practijk als om redenen van billijkheid, volstrekt onaannemelijk. Zoo overwegend zijn de bezwaren aan verge lijkende beoordeeling verbonden, dat aanwijzing van de prijs- winners bij loting, hoewel even willekeurig, toch als beter uitvoerbaar de voorkeur zou verdienen. Het onloochenbare feit, dat wel eens kapiteins tot hoofdoffi cier worden bevorderd, die daarvoor niet in aanmerking hadden mogen komen, staat geheel buiten de hier behandeldde quaestie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 515