491 genoeg boven den anderen om hem anders dan oppervlakkig en eenzijdig te kunnen beoordeelen en in onze militaire maat schappij, waar allen zonder uitzondering slechts schakels zijn in een onafgebroken keten, is dit beoordeelen nog heel wat bezwaarlijker dan elders. We staan zoo dicht op elkander, dat we allen op elkaar inwerken en het oordeel van den een over den ander nimmer meer kan zijn dan een zoo getrouw mogelijk weergegeven persoonlijke indruk, dan een eerlijke, maar toch slechts bij benadering juiste taxatie. Zoodra men dwingt om een oordeel uit te spreken, dat zich inlaat met allerlei détails, wordt het verkregen beeld minder betrouwbaar. En als men dan genoodzaakt is aan de beoordeelingen van een groot aantal officieren gelijke waarde te hechten, hoewel ze zijn opgemaakt door tal van beoordeelaars, welke ieder hun eigen wijze van zien hebben, hun eigen persoonlijkheid deden medespreken, dan is van een billijken maatstaf geen sprake meer. Vandaar dat men de noodzakelijkheid heeft gevoeld ieder opvolgend beoor- deelaar kennis te doen nemen van voorafgaande beoordeelingen. Deed men het niet, men zou tot de meest verrassende uitkom sten komen en het stelsel van-gedetailleerde beoordeeling zou spoedig onhoudbaar blijken. Wie vandaag „besluitvaardig, doortastend, zelfstandig" heette, zou morgen door een ander genoemd worden „eigenzinnig, ondoordacht, indisciplinair"de openhartigheid van heden was gisteren brutaliteit, enz. Het is immers bekend„les extremes se touchent" en het zal uitsluitend van het karakter en de zienswijze van den beoordeelaar afhangen of men binnen dan wel buiten de door hem getrokken grens valt. Bovendien is er nog de persoonlijke invloed van den chef op zijn onder geschikten en ook daarvan blijkt uit de beoordeeling niets. Een goed officier, die steun vindt bij zijn chef en weet dat hij kalm zijn werk kan doen zonder dat noodeloos of hinderlijk wordt ingegrepen, zal zich doen kennen als flink, doortastend en besluitvaardig, doch komt hij te dienen onder een chef, die zich met alles bemoeit en alles gedaan wil hebben zooals hij denkt dat het goed is, die steeds afkeurt en verandert wat op eigen initiatief gedaan is, dan zal diezelfde officier zich veelal be sluiteloos en onzeker toonen, zoo hij al niet vervalt in een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 517