498 officier dan kan men er vrede mede hebbenals het officiers- personeel de dupe wordt b. v. van een „charmeur", dan moge dit voor het leger te betreuren zijn, in zulk een korps officieren is hij volkomen op zijn plaats. Iets anders is het echter als een officier het slachtoffer zou worden van de kortzichtigheid of het vooroordeel zijner chefs. Hiertegen dient gewaakt te worden, een ieder moet de zekerheid hebben, dat hem recht zal worden gedaan. Wie vermeent, dat hij ten onrechte van bevordering werd uitgesloten, moet gelegenheid hebben zich te beroepen op het oordeel van scheidsrechters, wier onpartij digheid boven twijfel verheven is. Als zoodanig heb ik mij gedacht een Raad van Beroep, bestaande uit drie leden nl. een militair lid, gepensionneerd hoofd- of opperofficier van het indisch leger en twee burgerleden, gewezen rechterlijke amb tenaren in indischen dienst. Een officier, wien is medegedeeld dat hij ongeschikt geacht wordt voor bevordering, heeft het recht zich tot genoemden raad te wenden met verzoek de mogelijkheid eener herziening van deze beslissing te willen overwegen. Het verzoek wordt rechtstreeks en schriftelijk gedaan, onder overlegging van de beschikking waarop het gegrond is en al wat de betrokken officier verder noodig of wenschelijk acht. De raad heeft de beschikking over al het beoordeelingsmateriaal in het archief van den wapenchef aanwezig en de bevoegdheid alle actief dienende officieren schriftelijk of mondeling te hooren, terwijl het hooren van gewezen officieren niet is uitgesloten. Na af loop van het onderzoek brengt de raad advies uit aan den leger commandant en doet dit advies vergezeld gaan van de noodig geachte voorstellen. De strekking van het advies zal kunnen zijn: lo het verzoek af te wijzen; 2o den betrokken officier alsnog de geschiktheid voor den hoogeren rang toe te kennen; 3o den betrokken officier in zijn rang te laten doordienen tot hij aan de beurt is voor bevordering; 4o den betrokken officier nog een proeftijd toe te staan. Het laatste advies zal vergezeld gaan van de noodige voorstellen b. v. omtrent den duur van den proeftijd, het garnizoen, korps, enz. waarbij de proef genomen zal worden, de persoon of personen, welke met de leiding belast zul len worden en c.q. de vragen, die door hem of hen beantwoord

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 524