519 St. Gt. op 1 pas rechts en ter hoogte van het A-span, terwijl hij volgens de nieuwe stukrijderschool op 5 pas links moet rijden. Wat heeft de commissie hierbij wel gedacht Punt 9. Daar de B. H. australiërs opgetuigd zijn met stang en trens zal een wijziging van de aanwijzing paardentuig der veld artillerie" spoedig moeten volgen; telkens wanneer in dit reglement van trensteugel wordt gesproken bedoelt men „de vereenigde trensteugels". Zie ook blz. 61. 92 van de Ruitersehool, waar men altijd van „trensteugels" spreekt. Punt 10. Gewezen wordt hier op het verschil in de uitdrukkingen „nemen den trensteugel over het hoofd" van punt 9, en „brengen den trensteugel over het hoofd" van punt 10; de bedoeling is hoogstwaar schijnlijk dat in het eerste geval alléén de stangteugel nog op den hals ligt en de trensteugel niet; in het tweede geval liggen zoowel de stangteugel als de trensteugels op den hals. Punt 12. „De geleider en de stukrijder handelen als in de Euiterschool enz". De Ruitersehool is echter nog niet her-wijzigd in dien geest, dat het B. H. paard met stang en trens is opgetoomd, dus „d és or d re." Bij het afstijgen in punt 31 is 93 van de Ruitersehool aangehaald, waarin het afstijgen voor Eur. en Inl. recruten op dezelfde wijze is voor geschreven, de Ruitersehool is echter in deze paragraaf ook niet duidelijk. Het op en afstijgen met de R. teugels in de R. hand ziet men nooit toepassen; veel beter is het m. i. reeds bij het begin van het opstijgen de ruiters de teugels te doen aannemen op dezelfde wijz9 als zij deze moeten vasthouden als zij opgestegen zijn. Voorts staat in punt 12, dat de stukrijder de „handteugel licht gespan nen over den hals van het paard heen in de volle R hand neemt"; bedoeld is natuurlijk over den hals van het B. H. paard; doch ook dit is niet geheel juist. Niet vermeld is ook, waar de stukrijder dien handteu gel moet aannemen, aan het einde of het midden, of op zoodanige plaats dat er een lichte spanning in den handteugel komt; dit laatste is m. i. het juiste. Na het opstijgen komt nu do geleider dus niet meer beugel aan beugel met den naast hem rijdenden stukrijder, doch waarschijnlijk op 2 pas af stand van diens paard. Punt 13 1° alinea. „Zoodra is opgestegen worden de teugels als volgt in de L. hand genomen" (door stukrijders èn geleiders?). Deze teugelhouding heeft toch voor alle ruiters veel voordeelenbij het rijden in het terrein is het zooveel gemakkelijker de teugels te verlengen en te verkorten, wat o. a. gedurende den sprong, wanneer het paard zijn vrije beschikking over hoofd en hals moet hebben, van groot belang is. De 4° alinea moet vervolledigd worden door de bijvoeging dat de handteugel naar links moet afhangen. Punt 14a. In verband met 17 kunnen deze hulpen veranderen in een straf, door het toebrengen van een of twee krachtige slagen aan de buitenzijde vlak vóór den singel. Punt 15 2° alinea. Wendingen. „Zoo noodig wordt het binnenpaard hierbij iets meer aangezet." In verband met punt 53, 3o alinea, moet dit niet opgevat worden, alsof het binnenpaard bij de wending harder trekt dan het buitenpaard, integendeel de A-rijder moet zijn buitenpaard iets meer laten trekken en het iets meerdere aanzetten van het binnen A-paard dient alleen om diens strengen gestrekt te houden en te beletten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 545