521 Ook het rijden met te lange teugels is nadeelig; tevens echter moet in het oog worden gehouden, dat bij den ruiter de neiging ontstaat om voorover te gaan zitten indien hij zijn L arm te ver naar voren steekt. Punt 22 ad 3. Het afzonderlijk rijden met spannen liefst op twee handen, is enkel uitvoerbaar met een zeer gering aantal spannen, daar anders de kans op verwarring zeer groot is. Punt 22 blz. 12 4° alinea. De reden dat de oefeningen eerst op de L hand moeten worden doorloopen, heeft zjjn oorzaak hierin, dat de stukrijder aan deu wand der manege een hulp heeft om zijn V.H. paard naast het B H. te houden. Punt 23 1° alinea. De bedoeling van deze alinea acht ik dat ook bij het rijden met losse bespanningen in de rijbaan de onderwijzer te voet is. Punt 24. Nergens is vermeld waar de geleider aan het hoofd moet rijden, voor het B.H. of voor het Y.H. paard. Moet hij voor h9t B H. paard rijden, zoo volgt hij dus, op de L hand zijnde, niet den hoefslag doch blijft aan den binnenkant er van; hij zal er dan tevens opmoeten letten bij het rijden op de Linkerhand, hij het tempo in de wendingen verkort, daar de buitenpaarden, vóór welke hij zich dan niet bevindt, het tempo bepalen. Punt 26. Iiier is weder een verandering op te merken met de ver vallen stukrijderschool, waarin men voorwaarts afmarcheerde; nu doet men dit alleen zijdelings. Tevens is ook het commando veranderd, hetgeen in plaats van „met eenen- enz. is geworden spannenenz. Nergens is vermeld op welken afstand de spannen elkander moeten volgen, want de „voorgeschreven afstand" waarvan het Reglement spreekt, is niet te vindenin de „Algemeene en Grondregels" vindt men alleen den afstand van 1 pas vermeld voor de spannen in de bespanning. Even min is te vinden op hoeveel pas de geleider zich aan het hoofd van de spannen moet bevinden. Wel vindt men in de „Algemeene en Grond regels" de normale tusschenruimte tussehen 2 spannen, welke 4 pas moet bedragen, zoodat na de wending de spannen op 1 pas achter elkander komen, dus op gelederen afstand. In verband met 101 van de Ruiter- school zal dus nu ook de gewone afstand wel 3 pas bedrazen. Punt 27. Het aantal bespanningen dat nu deze les mag volgen is onbepaald; waar moeten nu b.v. indien meer dan twee bespanningen aan deze oefening deelnemen, de overige geleiders zich plaatsen op het commando Formeert SpannenMarsch (b.v. bij 3 bespanningen twee geleiders aan het hoofd en 1 aan den staart) en hoe indien 5 bespannin gen tezamen deze les volgenof moet punt 24 zoodanig worden opgevat dat slechts één geleider aan het hoofd rijdt en alle overigen aan den staart; en waar moeten dan na de keertwending de geleiders blijven, désordre). Waar is nu bij de oefening met bespanningen de plaats van de ge leiders. Volgens punt 8 links naast het B.H.A. paard en wel op 2 pas er van verwijderd; op de R. hand zijnde zal dus de bespanning met de B. H. paarden op 2 pas van den hoefslag moeten marcheeren, hetgeen de beschikbare ruimte in de manege zeer verkleint; tevens is uitgesloten dat men op de R hand zijnde commandeert Hei-stelt de bespanningen Marschaangezien de B.H. paarden zich op den hoefslag bevinden en er dus geen plaats is aan hun L zijde voor de geleiders. Voorts mag het commando Herstelt de bespanningen Marschalleen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 547