526
als verslaggever naar Metz was gezonden, schreef als volgt over de
parade.
„Ik weet niet of er in Europa nog een leger te vinden is, dat, wat
„den uiterlijken schijn betreft, het tegen het Duitsche kan opnemen.
„De verscheidenheid en de glans der uniformen, de pracht der paar-
„detuigen, de stramheid en nauwgezetheid zijner paradebewegingen, dat
„alles drukt op 's Keizers troepen een zeer bijzonder stempel en is, naar
„ik geloof, slechts bij hen te vinden. En al hadden zij niets anders
•„als hun parademarsch, het been recht vooruit gestrekt, het bovenlijf
„achterover, en de voetzool krachtig op den grond plaatsend, dan zou-
.den zij zich toch reeds hierdoor van alle andere troepen onderscheiden."
Hij voegt hier echter een oogenblik later aan toe, dat hem niettemin bij
deze „zeer schitterende parade" niets was opgevallen dat er op zou wijzen
dat in technisch opzicht, de Duitsche ook boven de Fransche troepen
zouden staan. „Al defileerde de Duitsche infanterie correct, de Fransche
„daarentegen, ofschoon in vergelijking daarmee oogenschijnlijk minder
stram, kwam opgewekter en soms ook beter gericht voorbij; de artil
lerie verdiende wel is waar de eer van den dag, maar de onze is niet
„minder opmerkenswaardig.
De cavalerie scheen hem niet zoo bijzonder mee te vallenhij vond
haar „te veel opgesierd en van verre reeds zichtbaar"; het tweede gelid
hield niet altijd zijn afstand, en bij het defïleeren in draf zag hij vele
paarden galoppeeren. Ook stelt hij het paardenmateriaal der Fransche
cavalerie boven dat der Duitsche. „Maar", zoo vervolgt luitenant
Rousset na deze uiteenzetting, „het geheele schouwspel is daarom niet
„minder fraai, want bij alle wapens is de uiterlijke schijn voortreffelijk.
„De Duitsche soldaat, gewoonlijk vuil en slecht gekleed poetst zich
„voor de parade op, als een pas uit de pop gekropen vlinder, en ver
schijnt zonder de geringste fouten.
Over „La Kaiser-Parade", die hij te Straatsburg als toevallige toe
schouwer bijwoonde, schreef een Fransch officer in de „Figaro" o. a.:
„Over het geheel was het schouwspel werkelijk indrukwekkend en grootsch
„men merkt dit men zich bevindt in het land, waar de kunst der mili
taire rnise en scène" hoog opgevoerd is."
Dus voor dien Franschmau schijnt voornamelijk de „mise-en scène"
op den voorgrond te treden!
In verschillende Fransche provinciebladen wordt in een artikel, door
een klaarblijkelijk anti-Duitsch gezinden criticus geschreven, een weinig
gematigd oordeel geveld over deze parade. Het heet daarin, dat de parade
„wel is waar imposant doch vervelend" was geweest. Niettemin moest
de schrijver toegeven, dat de houding der troepen voortreffelijk was.
Maar dan volgt, dat de infanterie slecht defileerde, de cavalerie wat
beter, de artillerie goed.
Zeer vooringenomen wordt verder een oordeel geveld door een Fransch
officier in de „France Militaire". Na eerst den voorbijmarseh der ver
schillende troepenafdeelingen gecritiseerd te hebben, zegt hij in zijn
resumé: ,Over 't algemeen is de indruk van den parademarsch der
1) Naar aanleiding hiervan merkt de redacteur der „N»ue Militarische Blatter''
ironisch cp,,Onze soldaat in zijn oudste plunje ziet er altijd nog ne:ter en veel
beter gekleed uit, dan de Fransche ,,piou-piou" Zondags in de straten van Parijs.