534
Ziritserland.
machinegeweren toch missen de vereischte offensieve kracht, m. a. w.
de stootkracht der infanterie, en bovendien de noodige beweeglijkheid
om alle terreinen te kunnen benutten. Zelfs de bewapening van de
kanonniers met een karabijn zou de infanteriedekking van de artillerie
in het gevecht niet overbodig doen zijn. Aldus zal het machinegeweer
alleen de vuurkracht van de infanterie kunnen verhoogen, waardoor in
sommige gevallen de sterkte der infanteriedekking kan verminderen.
(c.) (K. Z. 1909).
Bepalingen dooi de oefeningen der 5chielDereenigingen.
Art. 1. De Bond geeft subsidie aan schietvereenigingen met minstens
10 leden, die door de militaire overheid goedgekeurde statuten hebben
en zich aan deze bepalingen onderwerpen.
Art. 2. De bondsbijdragen worden berekend naar het aantal leden
dat de schietoefeningen voorschriftmatig heeft doorloopen en mogen
slechts bestemd worden voor schietdoeleinden.
Art. 3. De Bond geeft bovendien subsidie voor de schietopleiding
van jongere schutters van 1820 jaar.
Art. 4. Het Zwitsersche departement van oorlog bepaalt jaarlijks de
te houden oefeningen en het bedrag der subsidie.
Art. 5. Bij alle oefeningen mag slechts met model wapens geschoten
worden.
Art. 6. Voor elke militair district wordt door den Bondsraad een
hoofdofficier aangewezen als belast met de schietoefeningen en die recht
streeks staat onder den chef van het wapen der infanterie.
Deze hoofdofficieren zijn met de leiding van en het toezicht op de
oefeningen der schietvereenigingen belast en leiden de jaarlijksche cur
sussen voor de onderwijzers in het schieten.
Art. 7. In elk canton worden een of meer schietcommissies aange
wezen voor den tijd van minstens drie jaren. President en grootste
helft der leden van deze commissies moeten officieren zijn.
Het aantal van de schietcommissies en de leden ervan moet zoo be
rekend zijn dat elk lid op niet meer dan 6 schietvereenigingen het toe
zicht heeft
Officieren en onderofficieren van het leger zijn verplicht indien ze
gekozen worden minstens drie jaar in een schietcommissie zitting te
nemen. De gezamenlijke commissies in een militaire afdeeling zijn
ondergeschikt aan den in art. 6 bedoelden hoofdofficier belast met de
schietoefeningen
Art. 10. De schietofficieren en leden der schietcommissie 's ontvangen
voor de door hen als zoodanig verrichte diensten een door den Bonds
raad vastgestelde toelage.
Art. 11. De gemeenten moeten zonder vergoeding de voor de oefe
ning benoodigde terreinen afstaau, terwijl de vereischte veiligheidsin
richtingen eveneens ten laste der gemeenten komen.
De schietvereenigingen zijn verantwoordelijk voor alle veiligheids
maatregelen.
Art. 13. De schietvereenigingen vormen zich voor naar goedvinden,