542
mogen bij de vaart aan de oppervlakte zeer gering is. Yooruit kan men
dus al vaststellen, dat dergelijke bootjes, boven water varend, zelfs bij
zeer weinig zee de toegangen naar beneden moet afsluiten; de ventilatie
bij de vaart in dien toestand moet gebrekkig wezen, aangezien zij alleen
een electrischen motor voor de voortbeweging hebben en er dus geen
krachtige natuurlijke ventilatie hestaat, zooals bij het gebruik van een
exploisiemotor bet geval zou zijn. Het zou dus niet te verwonderen
wezen, als het werkelijk in verschillende omstandigheden aan boord van
deze bootjes zeer warm was.
Maar men zal toch niet in ernst een dergelijk vaartuigje willen ver
gelijken bij een moderne boot van pl. m. 400 ton en groot reserve drijf-
vermogen, waar bij de vaart aan de oppervlakte de toegangen naar dek
nog zeer lang kunnen openblijven en de explosiemotoren voortdurend
een krachtigen stroom versche lucht door de boot heen zuigen?
En wat de vaart onder water aangaat, hierbij zal de boot neiging hebben
de temperatuur van het omringende zeewater aan te nemen, dat is dus in
O. Indië pl. m. 26° Celsius, welke temperatuur verhoogd wordt door de zeer
geringe warmteontwikkeling der electrische voortbewegingswerktuigen
en door de warmteuitstraling der opvarenden. De temperatuur zal dus
onvermijdelijk enkele graden hooger worden dan 26° C., doch ver bene
den die blijven in machinekamers en keteliuimen onzer thans in O. Indië
aanwezige schepen.
De ondervinding, opgedaan met de Iraliaansche onderzeebooten, die in
voilen zomertijd zijn blootgesteld aan temperaturen, welke niet veel van de
tropische verschillen, zoo ook die met de Fransche booten te Bizerta,
hebben allerminst tot de conclusie geleid, dat de warmte het gebruik
van onderzeebooten onmogelijk zou maken. Het Marinebestuur der Vereenig-
de Staten van Noord-Amerika, dat dergelijke ondervinding heeft kunnen
opdoen als de Italianen, heeft dan ook niet geschroomd een paar booten
naar de Filippijnen te sturen.
Wanneer werkelijk, zooals de luit. t/z Gooszen zegt, de onderzeeboot
een zoo machtig wapen is en men meent, dat de mogelijkheid tot gebruik
dezer booten in de tropen niet vast staat, dan dient die mogelijkheid
onderzocht te worden door spoedigen aanbouw van een onderzeeboot en
uitzending naar O. Indië, omdat van het al of niet slagen van dien proef
de toekomstige samenstelling onzer Indische scheepsmacht in hooge mate
zal afhangen.
En ook wanneer men wel overtuigd is van het slagen van een der
gelijke proef, dient men den maatregel tot spoedige uitzending van één
of meer onderzeebooten ie nemen, omdat bij het gebruik dier booten in
de tropen ondervindingen zullen worden opgedaan, waarvan bij volgenden
aanbouw of uitrusting partij kan worden getrokken, evenals dit bij
alle andere schepen het geval is.
Tot slot gaat de luit. t/z Gooszen na, welke vloot, de artillerievloot
of de torpedovloot, het beste zal voldoen om de neutraliteit te handhaven.
Dat hij eerstgenoemde daartoe veel meer geschikt acht dan de torpedo-
vloot, volgt logisch uit zijn voorafgaande beschouwingen.
Men moet aannemen, dar, hoe sterker een vloot is, hoe beter zij de neutral
iteit zal kunnen handhaven, want protesteeren alleen helpt niets. Waarde
luit. t/z Gooszen de artillerievloot in alle opzichten sterker acht, zal die
dan ook in zijn oog voor onzijdigheidshandhaving beter geschikt zijn.