581
De eigenaardige gesteldheid van geaccidenteerd terrein maakt
groote schootsverheden noodig om b. v. over een terreinplooi
of dal heen een tegenstander op den overliggenden rug te kun
nen aantasten, hierom moet aan het geschut een groote elevatie
gegeven kunnen worden.
De meer gekromde baan is een voordeel bij het bestrijden
van goed gedekte, levende doelen.
Ook moet de artillerie in staat zijn om wanneer de infanterie
reeds op groote afstanden door vijandelijk artillerievuur wordt
gehinderd, dat wapen te kunnen helpen.
Al mocht onze artillerie vuur boven 5000 M. niet noodig ach
ten, moet toch de infanterie voor het dooven of onzeker ma
ken van op haar gericht artillerievuur, niet te vergeefs een
beroep doen op de eigen artillerie, moeten wij niet het antwoord
schuldig moeten blijven, doch in staat zijn hetzelfde als de
vijand te presteeren.
Met het oog op een groote dracht met voldoende eindsnelheid
van het projectiel is een ziuaar projectiel noodig, dit ook om
een eenheidsprojectiel met voldoend nuttig effect te kunnen aan
wenden.
Wat het sluitstuk betreft moet voor draagbaie artillerie aan
schroefsluiting de voorkeur worden gegeven. Immers wordt
bij zoo'n betrekkelijk kort kanon daardoor reeds bijna een
kaliberlengte getrokken gedeelte gewonnen, hetgeen grooten in
vloed uitoefent op de juistheid van het schot, terwijl verder
geen stuk metaal van 7.5 K.G., alleen als steun van het
sluitstuk, dood gewicht voor het ballistisch vermogen, be
hoeft worden meegedragen. De moderne halfautomatische schroef-
sluitingen zijn even veilig als de „Leitwelle", zij verhouden
zich tot de vroegere scbroefsluitingen als de Leitwelle tot de
vroegere wigsluitingen.
Japan nam zelfs voor het niemve veldgeschut—systeem Arisaka
N. M. waarmede de artillerie verwapend zal worden, wederom
schroefsluiting en deze mogendheid heeft in de practijk, in den
oorlog waar nevens het Arisaka- geschut Krupp- geschut op
trad—eene behoorlijke vergelijking tusschen schroef-en wigslui
ting kunnen maken. Leert en zegt dit niets!?
Wat de vizierinrichting aangaat vermeenen wij, dat de thans