594- sterk 1). Deze zwakke macht, gesplitst in politietroep en veldtroep, had evenwel tot dan de bevolking nog in bedwang weten te hou den. Garnizoenen der vier veld-compagnieën (samen ongeveer 500 man) waren Windhoek, Omaruru, Ou tjo, en Keet mans- hoop; hierin bevond zich echter niet veel meer dan 1/3 van de totaalsterkte der compagnieën, de rest was over een aantal kleine posten verdeeld, waarvan de bezettingen afwisselden van 2 a 4 tot 10 a 15 man. Aan artillerie bezaten de bezettingstroepen éen bergbatterij van vijf 6 cM. kanonnen en éen veldbatterij van vier kanonnen van 5,7 cM. (snellaad) welke laatste echter in den zomer van 1903 ter reparatie naar Duitschland gezonden en bij het begin van den opstand nog niet terugontvangen waren, een vijftal veldkanonnen M. 73 als vestinggeschut in de posten opgesteld en vijf machine-geweren. De sterkte dezer troepen is zeker veel te gering te noemen en het wegzenden van alle stukken eener batterij ter reparatie, zonder eerst voor vervanging gezorgd te hebben, moest aan hun kracht nog belangrijk afbreuk doen, vooral omdat door de inboorlingen vóór den oorlog het vermogen der artillerie sterk overschat werd en zij er een bijgeloovige vrees voor hadden. Gegeven evenwel de geringe sterkte aan bezettingstroepen zou het juister zijn geweest, deze niet zoo over het land te versnipperen, waardoor wel een groot aantal posten bezet kon worden, maar elk dezer geen voldoend afwerend vermogen, laat staan offensieve kracht, waarom het in de eerste plaats te doen moest zijn, had. Het gevolg van dien toestand is dan ook geweest, dat vele der zwakste garnizoenen al dadelijk bij het uitbreken van den opstand zijn uitgemoord. Zoolang nog geen meer betrouwbare verhoudingen in de kolonie heerschten, was het een gevaarlijk, om niet te zeggen roekeloos, ondernemen, sommige posten met enkele manschappen te bezetten, waardoor dezen, zoodra de bevolking in opstand zou komen, aan slachting werden prijsge geven, terwijl dei grootere garnizoenen zonder deze talrijke deta cheeringen meer kracht zouden gehad hebben. Zelfs die groo- 1) Beschikbaar waren volgens Vierteljahrshef're 1906 No. 1: 27 troepen-officieren, 13 off. van dienstvakken, 729 man en paarden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 622