597
Op biz. 304, 3de alinea van genoemd opstel, begint de theorie
al: „Eerst de strijd der meeningen, enz".
Neen, amice, de praktijk sec dringt ons onweerstaanbaar de
ware methodiek op. Slechts de bijkomende dingetjes als b. v.
de rechterelleboog zoo; de linkervoet zus; de kolf hier, de tromp
daar; enz. zijn geschikt voor theoretische beschouwingenhoe
wel men ook daar de praktijk gerust zijn gang zou kunnen
laten gaan, maar soit.
En nu ter zake.
Tot in den treure hebben we gehoord en is dus voldoende
bekend dat de man op het moderne gevechtsveld aan zoodanige
zenuwschokkende invloeden is blootgesteld dat hij in meerdere
of mindere mate zijne positieven verliest en dus niet meer de
volle beschikking heeft over zijn denkvermogen. Daarom zijn
de schietuitkomsten op dat gevechtsveld zoo minimaal in ver
gelijking met die op de baan, omdat de man er slecht moet
schieten, daar alle bewegingen benoodigd voor het afgeven van
een schot, uitgevoerd volgens de oude methode zelfbewuste
handelingen waren en het dus spaak moest loopen, zoodra dat
bewustzijn geheel of gedeeltelijk verdween.
Nu overwegende dat een werktuigelijk verrichte handeling
geen bewustzijn eischt, bepaald gericht op die handelinggetuige
het loopen van een slaapwandelaar; het bewegen der beenen
bij het fietsen, enz. enz. wilde men daarvan partij trekken
bij het oorlogsschietenna. a. w. men wilde van het schieten een
werktuigelijke handeling maken!
Is dat mogelijk?
Voor de volledige beantwoording dier vraag is het noodig dat
we de schietbe weging splitsen in twee afzonderlijke handelingen
en voor ieder afzonderlijk die vraag herhalen.
lste. Het brengen van het geweer in den aanslag, daarbij zoo
goed mogelijk gericht komende.
2de. Het verbeteren der richting tot men denkt gericht te zijn.
Door de eerste beweging coördineert (richt) men met zijne
spieren.
Door de tweede handeling probeert men met zijne oogen en
hersens, de coördinatie (afwijking) t/o van het mikpunt, die er
nog is, weg te coördineeren (richten).