600
Theoretisch lijkt dit onwaarschijnlijk, de praktijk evenwel levert
ons de bewijzen. B. v. het wielrijden; het ringwerpenhet race
roeien, etc. Bij het wielrijden geschiedt het trappen en sturen
met de beenen tenslotte geheel werktuigelijk, 'en wat zien we
daarbij? Dat des te sneller het tempo is, des te makkelijker we
rijden, het rijwiel besturen en in evenwicht houden, in 'tkort:
des te zekerder wordt de gang. Idem bij het ringsmijten en
het race-roeien. Bij het laatste b.v. is de ploeg pas af wanneer
ook in het snelste tempo de slagen regelmatig zijn en even
groot en het plaatsen der riemen zuiver geschiedt. Dan pas
weet de trainer dat die verrichtingen werktuigelijk geschieden.
Resumeerende krijgen we dus dat we slechts op één manier
kunnen constateeren of de aanslag werktuigelijk is en wel:
Wanneer de man ook in het snelste tempo zuiver schiet.
De zaak aldus beschouwende, is het duidelijk dat daardoor
tevens het karakter of liever de bedoeling van het schieten met
scherp op de banen eene andere wordt. Yan oefeningen, strek
kende om de schietvaardigheid van den man te vergrooten, worden
ze in de eerste en voornaamste plaats controle-middel. Daar
mede vervalt tevens het eigenaardige van de oude methode om den
menschen schieten te willen leeren met 5 a 10 patronen per week.
Nu worden ze dus voor hun taak klaargemaakt door de voor
bereidende schietoefeningen; in het S. Y. de tot en met
31. Denkt de onderwijzer nu, dat ze door herhaalde oefening
zich den werktuigelijken aanslag hebben eigengemaakt daarbij
tevens zoo goed mogelijk gericht komende, voor zoover dat
met behulp van touw, etc. is te constateeren dan gaan ze
pas naar de schietbanen, opdat daar de proef op de som geno
men kan worden door de snelvuuroefeningen. Al zijn de uit
komsten voldoende, dan moet de man zich natuurlijk toch blijven
oefenen in de aanslagoefeningen, omdat door gedurige oefening de
zuiverheid van den aanslag, d. w. z. het zoo goed mogelijk gericht
komen, grooter wordt en blijft hij op de banen in hoofdzaak
snelvuuroefeningen schieten, opdat hij steeds gecontroleerd
worde, hetgeen voor hem een prikkel is, om bij de aanslag
oefeningen zijn uiterste best te doen. Spoedig zal hij inzien
dat die hem er slechts kunnen brengen en zal hij ze met meer
animo volgen dan nu het geval is. Daarom ook zou ik alleen