Iefs oüer de fllefhode-Fabius,
Naar aanleiding van het artikel van den heer Feuilletau de
Bruijn, welk artikel, wat de hoofdzaak betreft, mijne volle in
stemming heeft, wil ik gaarne enkele opmerkingen maken.
k Vang aan met de eerste zinsnede over te schrijven van
een verslag destijds door mij aan den directeur der Normaal-
Schietschool uitgebracht: „De in den „Leergang" gehuldigde
methode kent, in tegenstelling met de thans nog gevolgde, een
hooge waarde toe aan een juisten aanslag. (Het woord automatisch
schijnt hier minder op zijn plaats.) Juist schieten (treffen van
het gewilde punt) wordt meer gewaardeerd naarmate het meer
is te beschouwen als het gevolg van een goeden aanslag. De
methode gaat uit van de omstandigheid dat, op het gevechtsveld,
van geoefendheid in den aanslag meer heil is te verwachten
dan van geoefendheid in het richten, omdat de aanslag uit kracht
van gewoonte nog voldoende wezen zal wanneer de kalmte, die
voor goed richten noodzakelijk is, over 't algemeen tevergeefs
zal woiden gezocht. Het is, voor wie in de beginselen van den
Leergang is doorgedrongen, duidelijk dat de methode den nadruk
legt op juist schieten en niet in de eerste plaats op snel schieten,
doch dat de snelheid, welke wordt verkregen, een logisch (en
nuttig) gevolg is van de juistheid van den aanslag. Dit sta op
den voorgrond."
De methode is het best weergegeven in den in 1906 ver
schenen „Leergang voor de schietopleiding," in welken leergang
de heer Fabius, naar aanleiding van beoefening en bespreking
gedurende een door mij gevolgden cursus aan de Normaal
schietschool, eenige wijzigingen van slechts ondergeschikt belang
heeft aangebracht. Men meene vooral niet dat het Nederlandsche
voorschrift de methode juist weergeeft! Schrijver betreurt dat
men in Nederland bij de samenstelling van het nieuwe schiet-
voorschrift de methode-F. zoo heeft besnoeid, maar ook in Ned.-