46
doortrekken van sawaks, dat meestal bedoeld oponthoud veroorzaakte,
met deze dieren regelmatig en zeker geschiedt. Liggen komt nagenoeg
nooit voor en het schoone lied der b.-art: „Wat ploetert in de satcah,
dat men niets dan modder ziethet is de trots van Indië, het is de Berg-
Artillerie", mag dan ook wel eenige wijziging ondergaan.
Uw aangehaalde bezwaren zijn hier wel van toepassing; de b.-art.
zal altijd eenig oponthoud geven en de bewaking is aan de inf. Maar
waar ze in het algemeen alleen gebruikt wordt in de eerste periode van
eea expeditie, zal dikwijls het nut dat men er van trekt, (nu het groote
bezwaar dat onze hoofdmacht dikwijls uren op de art. moet wachten,
niet meer bestaat) wel opwegen tegen de nadeelen, die aan het mede
voeren van art. verbonden zijn. Kesumeerende geloof ik dat waar
zoowel cav. als art. in de eerste periode van expeditiën groot nut
hebben bewezen en m. i nog kunnen bewijzen, het niet aangaat ze door
een surrogaat te vervangen (zie hierover in het einde van dit opstel).
Dat ge 3.7 cM. wilt indeelen bij de inf. vind ik prachtig, maar er
zijn gevallen waar dit geschut niet voldoende is en zwaarder geschut
noodig is (Celebes 1905 J); Lombok 1894, waar zelfs veld art. noodig
bleek).
Een leger samengesteld als het door U gedachte, zal misschien wel
voldoende zijn tegenover een I. V., maar beter dan het tegenwoordige
is het m. i. niet. Momenteel is het goedkooper, maar het is goedkoopte,
die op den duur de wijsheid bedriegt.
Maar mijn voornaamste bezwaren tegen een dergelijk leger zijn gelegen
in een oorlog tegen een eventueel optredenden B. Y.
Door alle eeuwen heen ziet men de verschillende wapens samenwerken,
hetzij dat dan het ééne of het andere wapen meer op den vóórgrond
trad. Heerschten er van tijd tot tijd verkeerde begrippen, overschatting
of geringschatting van één of ander wapen in verband met technische
verbeteringen, na opgedane ervaringen ziet men steeds weer de drie wapens
hand aan hand gaan, inf. hoofdwapen, art. ondersteuning, cav. verkenning
en ondersteuning. De verhoudingen mochten zich wijzigen, het wezen der
tactiek van de verbonden wapens is onveranderd gebleven, al is de uitvoe
ring gewijzigd.
Èog nooit heeft men het denkbeeld geopperd, ofschoon de groote kosten
toch altijd bestaan hebben, de hulpwapens te laten vervallen en tegen
woordig is men er zelfs op uit, vooral de artillerie in grootere verhouding
deel te doen nemen aan eventueele oorlogen.
Alvorens verder te gaan wil ik een conclusie trekken, waarvoor de
volgende drie voorbeelden voor dit onderwerp van belang zijn:
lo. Het optreden van de Keizerlijken in 1744 tegenover Frederik den
Groote. Ze wisten elke beslissende ontmoeting te vermijden en Fr. den
Gr. op alle mogelijke wijze te harceleeren (de sterkteverhouding was
20.000 tegenover 80.000 man) wat evenwel alleen mogelijk was door hun
groote overmacht aan cav., waardoor en door hun buitengewoon tactisch
optreden, de verkennende afdeelingen overal het hoofd stootten en Fr.
den Gr. in onzekerheid lieten omtrent de hoofdmacht der Keizerlijken.
2o. Spaansehe guerilla-oorlog.
1) Waar? Bed.