624
ging zijn de volgende: men moet Italiaansch burger zijn; ten minste
16 jaar oud zijn en eene goede physiek hebben; een rijwiel, een motor
rijwiel of een automobiel bezitten, en in de beide laatste gevallen ook
een rijbewijs. (Daar de Italiaansche financiën de oprichting van een voldoend
aantal militaire wielrijdersafdeelingen niet toelaten, omvat de vereeniging
behalve motorwielrijders ook gewone wielrijders). De vrijwilligers wor
den in sectiën van 16 tot 32 manschappen vereenigd; 2, 3 of 4 van die
sectiën kunnen eene compagnie vormen, waaraan eenige motorwielrijders
en automobilisteu worden toegevoegd. De compagnieën kunnen tot ba
taljons worden vereenigd.
De leiding is toevertrouwd aan een centraal comité te Rome, twee
sub-comité's te Rome en te Milaan; een sub-comité voor het automo
bilisme (dat zjjne werkzaamheid over het geheele land uitstrekt); en een
veranderlijk aantal provinciale en plaatselijke comité's. De voorzitter
van het centrale comité wordt benoemd door den koning voor 2 jaren op
voordracht van den Minister van Oorlog. De vier vice-presidenten daar
van zijn ambtshalve de voorzitter der nationale schietvereeniging; de
directeuren-generaal van de Italiaansche Touristenelub en van de Audax
italien; en de voorzitter van de Italiaausche Automobieiclub. Het centrale
comité staat in rechtstreeksche verbinding met den minister van oorlog.
De sub-comité's zijn belast met de organisatie, de ontwikkeling, de in
structie, de handhaving der discipline en de administratie der wielrijders
afdeelingen en van de automobielafdeeling, onder leiding van het centrale
comité; zij leggen aan dit comité ter goedkeuring voor de reglementen,
welke de africhting der manschappen in den kortst mogelijken tijd moe
ten verzekeren.
De uitgaven worden bestreden a door contributie te heffen van de
leden (minstens 2 francs per jaar); b door ondersteuning van het gouver
nement; c door vrijwillige bijdragen van particulieren.
In Duitscbland zou men volgens de Deutscho Zeitung van 7 Februari
1909 er toe overgaan een korps vrijwilligers-automobilisten op te richten,
terwijl de diensten, die de motorwielrijders bij de Keizermanoeuvres
in 1908 bewezen, zoodanig worden gewaardeerd (men bezigde toen 160
motorwielrijders van de Deutsche Motorfahrer Verband), dat men onder
handelingen aanknoopte met deze laatste vereeniging, om zich voort
durend van de diensten harer leden te kunnen verzekeren.
Omdat Duitschland, zonder belangrijke financiëele offers, zich niet een
voldoend aantal zware lastwagens kan aanschaffen, worden premiën toe
gekend aan hen, die zulk een lastwagen exploiteeren (totaal 800.000 M.).
Bovendien worden jaarlijks proeven gehouden, om hen, die nog niét
gesubsidiëerd zijn, in de gelegenheid te stelle», de subsidie te verdienen.
Op deze wijze hoopt men het vervoer met deze lastwagens te ontwik
kelen en gaandeweg aldus de beschikking to krijgen over een voldoend
aantal, ln 1908 waren er aldus 158 voertuigen in het Duitsche Rijk
beschikbaar. De Revue Militaire merkt aangaande deze regeling op:
»Toutefois, il fout noter que les demandes affluent de toutes les maisons
de construction. L'appel fait a l'industrie nationale paraït avoir été enten-
du et compris."
De karaktertrekken van de bovenaangehaalde organisatiën en regelingen
zijn de volgende: