634 ffloiieuen, die, uolgens napoleon, de daden uerklaren nan den mensch in het algemeen en nan den miliiair in hei bijzonder. Het is te begrijpen waarom Napoleon in de menschen nooit iets anders zag dan cijfers, ten dienste van zijne berekeningen. In don rusteloozen strijd zonder genade, dieu hij steeds geheel alleen tegen de geheele wereld voerde, kon hij in de menschen alleen belang stellen, voor zoover het gebruik betrof, dat hij van hen maakte. Voor hem bestond hun geheele waarde in de profijten, die hij uit hen hoopte te zullen trekken; zijn eenigst streven was, tot op den laatsten druppel uit hen te halen wat uit hen te halen viel. Onder zijne handen werden de soldaten slechts pionnen, die hij op het schaakbord van Europa liet manoeuvreeren. Vermoedde Napoleon nooit dat het hout, waaruit die pionnen gemaakt waren, meer en meer zijn waarde verloor? De pionnen van Arcole en Rivoli, gesneden uit palmen- en ebbenhout, stonden ver boven die van Leipzig, gemaakt uit een lichte houtsoort, en die niet bestand waren tegen hei ruwe en aanhoudende voortzweepen door de krachtige hand van den onvergelijkelijken strateeg en grooten tacticus. Napoleon was ervan overtuigd, dat een mensch, wiens lot hem dwong em rol te spelen op 's levens schouwtooneel, of die slechts geroepen was deel te nemen aan het actieve leven, zich alleen liet leiden, en ook alleen geleid kon worden, door eigenbelang. Hij geloofde nooit aan de gevoelens en denkbeelden, die bij de republikeinsche legers ingang vonden. „Generaal Dumas, behoordet gij ook tot die stommelingen, die aan de vrijheid geloofden Ja, Sire, ik behoorde en behoor nog tot hen En hebt gij, evenals do anderen, uit eerzucht aan de revolutie meegewerkt Neen, Sire, en mijne berekeningen zouden in dat geval wel zeer gefaald hebben, want ik ben thans nog precies even ver als in 1790. Gij hebt u geen rekenschap gegeven van uwe motieven. Gij zoudt niet anders kunnen zijn dan de anderen; het eigenbelang is altijd aan wezig". Daarop is zijn systeem gebouwd. Hij geloofde aan deugd noch eerlijk heid; dikwijls noemde hij deze beide woorden abstracte begrippen; dit juist maakte hem zoo wantrouwend en immoreelNooit heelt hij een edelmoedig gevoel ondervonden; dat maakte hem in gezelschap zoo terughoudend, dat was de oorzaak, dat hij geen vrienden bezat. Hij beschouwde de menschen als nietige aardwurmen of als instrumenten.... Eveneens geloofde Napoleon niet, dat iemand oprecht zijne meening zou zeggen. Zooals Mevrouw de Staël het uitdrukt„menschelijke wezens, die hem onbegrijpelijk voorkomen, zijn zulke die eerlijk blijven vasthouden aan hunne meening, wat de gevolgen ervan ook mogen zijn. Bonaparta beschouwt dergelijke menschen als onnoozel of als kooplieden die over vragen, dat wil zeggen, die zich te duur willen verkoopen". Hij erkent geen toewijdende belangeloosheid, voortdurende zorg voor het algemeen welzijn, eerbied voor anderen, gezag van het geweten, rechtschapenheid, goede trouw, kortom de schoone en zuivere eigenschappen, den adel van het gemoed. „Nog rooit zag ik hem een schoone daad bewonderen noch begrijpen", schrijft Mevrouw de Rémusat, die ons in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 664