656 dat 2 van de 3 gewone opnemingsbrigades voor 10 en meer jaren aan eenzelfde en grootendeels uit oerwoed bestaande landstreek kluistert, zoo als dat, hetwelk aan de opneming van Sumatra's Zuid- en Westkust ten grondslag ligt, worden veroordeeld. Met liet oog op zich wijzigende tijdsomstandigheden en daarmede gepaard gaande veranderde inzichten, mag 5 jaar wel als uiterste termijn beschouwd worden voor het uit de hand geven van de in de buitenbezittingen werkzaam zijnde brigades. Een behoudend achteromzien raar de reeds verkregen resultaten sluit in zich het beramen van de middelen, die er toe kunnen leiden, de door den Lande in de kaarteering dezer gewesten belegde sommen zoo rente- gevend mogelijk te doen blijven. Misplaatste economie noch verkeerde aanwending van de ter beschikking gestelde middelen mogen oorzaak zijn, dat de kaarteering hier te lande over eenige tientallen van jaren voor een derde maal nagenoeg geheel op nieuw zal moeten worden ter hand genomen. O. i. mogen wij niet voortschrijden c. q. middelen be ramen om nog vlugger te kunnen terrein winnen, zonder volkomen ge rust te zijn over den toestand, waarin de reeds verkregen resultaten verkeeren. Wij mogen de kaarten van Sumatra's Westkust en Midden Java, waaronder er reeds verscheidenen zijn, welke voor eene tienjaar- lijksche herziening in aanmerking zouden komen, niet laten verouderen tot zij onbruikbaar geworden zullen zijn. Wij voor ons hebben goed vertrouwen, dat men in deze niet te kort zal schieten en men bij eene eventueele uitbreiding der formatie de les uit het verleden zeer zeker ter harte zal nemen. Resumeerende komen wij tot de gevolgtrekking, dat eene uitbreiding van den Topographischen dienst met 2 gewone opnemingsbrigades o. i. slechts partieel nut zal afwerpen voor de landstreken, waarin deze bri gades zullen worden tewerkgesteld, doch dat zijeerstens op het spoedi ger bereiken van het voren omschreven doel geen grooten invloed zul len kunnen uitoefenen, en tweedens ons kostbaar kaartenmaterieel zul len uitbreiden, zonder ons de middelen te verschaffen dit materieel aan de eischen des tijds te doen blijven beantwoorden. In verband hiermede zouden wij bij eventueele formatieuitbreiding van den Topographischen dienst de toevoeging aan dien tak van dienst van eene verkennings-en eeDe-specialeherzieningsbrigade, beide met zèèr lenige formatie, verre verkieslijk achten boven eene vermeerdering met 2 gewone opnemings-brigades. De eerste zou bestemd moeten zijn om, c. q. naast de andere, in de buitenbezittingen werkzaam gestelde briga des, belast te worden met. de geregelde Topographische opneming eter economische en industrieele centra, en der uit een politiek en strategisch oogpunt meer op den voorgrond tredende streken, en voorts uitsluitend met het vluchtig in kaart brengen van die streken, welke door de be staande tijdsomstandigheden en heerschende inzichten daartoe als het ware met den vinger aangewezen zjju; de tweede om uitsluitend aange wezen te worden voor de herziening der top. kaarten, welke herziening zou behooren te worden aangevangen met de thans nog vlot verloopende en weinig kostbare bijwerking van het kaartenmaterieel ter Sumatra's Westkust en Midden-Java. Eene dergelijke uitbreiding van Topographischen dienst zal onderdee- len aan dien tak van dienst toevoegen, welke daaraan bezwaarlijk langer gemist kunnen worden en die, t. e. t., onafhankelijk van het aanhangige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 686