659
In Nederlandseh-Indië zou men daarom naar bescheiden meening
bij de eedsaflegging door een Japanner behooren te eischen, dat na
voorhouding in eene hem bekende taal, het in de Nederlandsche of Ma-
leische taal geschreven eedsformulier door den betrokkene wordt ondertee
kend en gezegeld. Kan hij zijne (zij hare) handteekening niet stellen,
dan zij zegeling alleen voldoende. Heeft hij (zij) geen persoonlijk zegel,
zoo worde het stellen van den rechterduimafdruk met Oost-Indische inkt
gevorderd.
Om op dit punt tot eane uniforme regeling te gerakeD, zoude het wel
licht aanbeveling verdienen, indien deze wijze van eedsflegging door Ja
panners, per circulaire aan de verschillende rechters kon worden bekend
gemaakt.
De ambtenaar voor Chineesche zaken ter beschik
king van den Directeur van Justitie,
B, A. J. van Wettum.
Recht in Ned. Indië No. 9\12.
I. M. T. 1909.
42