Uit het Kamerüerslag.
Onfmerp Dan mei betreffende het Dederlondsdi Onderdaanscfiap
nan hen die herkomstig zijn uit Ded-Dndië.
Ontwerp van wet.
Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Uranje-JNassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is de
kenmerken van het Aederlandseh-onderdaanschap van hen, die herkomstig
zijn uit Neder landsch-lndië, vast te stellen;
Zoo is het, dat Wij, den Eaad van State gehoord, en met gemeen
overleg der ^taten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.
^°k ^anneer ,Z1J &een Nederlanders zijn volgens de wet op het Neder
landerschap en het ingezetenschap, zijn Nederlandsche onderdanen:
io. zjj, die in Neder landsch-lndië zijn geboren uit ouders aldaar
gevestigd, of is de vader niet bekend, uit eene aldaar gevestigde moeder
2o de in Nederlandsch-Indië geborenen, wier ouders niet bekend zijn
3°u de ech^g®noote of niet hertrouwde weduwe van een onderdaan
als bedoeld sub lo of 2o.
4o. de buiten Nederlandsch-Indië geboren ongehuwde kinderen van
jaar oud^zjn bedoeld in dit artikel, zoolang die nog geen achttien
üo. de buiten Nederlandsch-Indië uit ouders, die onderdanen zijn
volgens dit artikel, geboren kinderen, wanneer zij na hun huwelijk of
na het bereiken van hun achttiende jaar in het Koninkrijk gevestigd
zijn of zich aldaar vestigen, benevens hunne vrouw en hunne ongehuwde
inderen, die nog geen achttien jaar oud zijn, indien zij zich mede in
bet Koninkrijk vestigen.
Artikel 2.
Het in artikel 1 bedoelde Nederlandsck-onderdaanschap wordt verloren